Workshop ‘Gesprekje met een stekje’ van Bo Lagrand. Tekening Evy.
Afgelopen twee weken gaf ik voor de zesde keer seminar ‘Expedition Spaceship Earth’ op HKU en was ik met een aantal studenten op expeditie op ruimteschip aarde met als doel meer bewustwording en verbinding met de planeet en elkaar te creëren. Aan het eind van de twee weken vroeg ik de studenten een brief te schrijven aan toekomstige twijfelende seminar deelnemers. Geen leerdoelen vooraf maar leerervaringen achteraf. Bij het lezen van de brieven werd ik af en toe diep geraakt.
Goeiedag twijfelende toekomstige expeditieleden,
Kiezen doe jij, ik kan je alleen vertellen wat mijn ervaring is geweest. Waarom ik jou dit seminar wil aanbevelen. Uiteindelijk bepaal jij of je de uitdaging aan wil gaan.
Van passagier naar crew op ruimteschip aarde. Dat is het doel van dit seminar. Dat lijkt op eerste gezicht best vaag, maar ik zal het je uitleggen. Aarde is het ruimteschip waar wij als passagiers op wonen. We gebruiken het ruimteschip om te kunnen overleven. We maken als passagiers veel gebruik van de aarde, maar leveren niks terug. We leven van de aarde en niet samen met de aarde. In dit seminar leer je wat jouw rol is op deze aarde om uiteindelijk crew te worden van ons ruimteschip aarde.
Door verschillende excursies, films, opdrachten en workshops leer je meer over het ruimteschip waarop we leven en jouw rol daarop. Zo hebben we een prachtige wandeling gemaakt en daarbij een podcast geluisterd die ons een idee gaf over hoe oud de wereld al is en wat er in die tijd allemaal is gebeurd. Daarnaast hebben we een workshop gehad van een medestudent die ons een gesprekje met een stekje liet doen. De manier hoe je je na dat gesprek verantwoordelijk en verbonden voelt met het stekje is niet te omschrijven. Je voelt opeens echt een band. Net zoals je dat voelt met je vrienden en familie. Dit zijn enkele voorbeelden van activiteiten die we hebben ondernomen. Het programma is erg vrij en veel ruimte voor persoonlijke inbreng.
Mijn conclusies na dit seminar Ik voel meer een connectie met de aarde. Dit zorgt ervoor dat ik me verantwoordelijk voel voor de keuzes die ik maak. Daarnaast heb ik geleerd dat de aarde voor veel problemen al een oplossing heeft gevonden. In het werkveld beeldende kunst en design wil ik dit aspect van het seminar graag meenemen als ik iets ga ontwerpen. Kijken wat er al is op aarde en daarvan leren. Het seminar is naast het grote onderwerp ook door de verschillende podcasts en filmpjes/documentaires een grote inspiratiebron geweest.
Hopelijk heb ik je goed kunnen informeren over dit seminar en kan jij nu een overwogen keuze maken.
Zit je in het onderwijs of ben als bedrijf nieuwsgierig geworden naar hoe je mensen transformeert van passagier naar crew op Spaceship Earth? Bel (0624965000) of mail me (cornoltee@mac.com)
Het zou fantastisch zijn als we meer passagiers kunnen transformeren naar crew.
Dry January? Het kwam gisteren weer met bakken uit de hemel. Ik ben heel blij met mijn Gore Tex Arcteryx jas en RAB regenbroek. Ik houd het droog. Ook in februari. Andere goede voornemens? Meer schrijven en me nog meer verdiepen in de wereld van design. Mijn 6-daagse bezoek aan de Dutch Design Week en het schrijven daarover vond ik erg leuk.
Tijdens de DDW is er op het Ketelplein elk jaar een pop-up boeken winkeltje met een geweldige collectie boeken, spellen en kaartensets. Een tijdelijke dependence van Motta Art Books. Ik ben fan en bedenk de meest vreemde excuses om mijn aankopen goed te praten. Zo moet ik bijvoorbeeld elke dag echt een nieuw boek of kaartenset kopen voor de terugreis in de trein. Zeker nadat ik me een dag had kunnen inhouden en de trein een uur vertraging had. Zat ik daar op het perron, zonder boek. Ik kijk wel uit. Eén aankoop heb ik bewust ingepakt gelaten en gisteren pas uitgepakt. En als ik dan toch een goed voornemen moet bedenken dan is het dat ik elke dag een een blad afscheur van de Social Design Kalender:
De Social Design Scheurkalender is een initiatief van The Social Design Lobby, een bottom-up netwerk dat social design op de kaart zet. In de scheurkalender staan inspirerende projecten en ervaringen uit het veld. Op de weekdagen zijn 46 social designers vertegenwoordigd met 225 projecten. In het weekend komen organisaties aan het woord als opdrachtgevers of partners van de ontwerpers.
En gisteren scheurde ik voor de tweede keer dit jaar. Op de voorkant stond:
VREEMDE VRIENDEN MAKEN
En op de achterkant het verhaal van Smelt. Ze omschrijven zich als een creatieve studio. ‘Wij creëren ervaringen en interactieve installaties die mensen aanzetten tot (zelf)onderzoek, betekenisgeving en reflectie rondom maatschappelijke thema’s.
Voor een politievraagstuk werden ze gekoppeld aan wijkagente Lily die ze als kennismakingsopdracht vroegen om een regel naar keuze te overtreden. Wat Lily vervolgens met volle overtuiging deed. Wat? Dat is natuurlijk geheim maar wat een briljante opdracht. Hardcore empathie. Het ultieme verplaatsen in je doelgroep. Ik moest denken aan het project van IDEO waarbij ze onderzoek deden naar de ziekenhuis beleving. Een van de ontwerpers liet zich opnemen en filmde wat hij heel de dag zag. Dat was niet veel meer dan een systeemplafond met af en toe een hoofd. Toen ze hun bevindingen aan het bestuur van het ziekenhuis lieten zien in de vorm van een minuten durend filmpje van een systeemplafond kun je je voorstellen dat het bestuur dacht “Wat is dit???? Hebben we een duur design bureau ingezet om wekenlang onderzoek te doen, zitten we hier minutenlang naar een systeemplafond te kijken.” En dat was precies de bedoeling van IDEO. Het bestuur laten voelen hoe het is om in een ziekenhuisbed te liggen.
Je verplaatsen in de schoenen van een overtreder (of een ziekenhuispatient) is belangrijk om zelf te ervaren wat het is om die persoon te ‘zijn’. Zo ben ik een betere docent/trainer geworden door zelf student te worden en mijn master te doen. Urenlang op een slechte stoel zitten. Slechte presentaties aan te moeten horen en lang op mijn beoordeling moeten wachten. Maar ook geïnspireerd te raken door nieuwe werkvormen en samen te werken met medestudenten. Je verplaatsen in de ander en jezelf de vraag te stellen ‘Wat werkt er voor me?’ en ‘Waar heb ik behoefte aan?’
Weet wat ik gaaf zou vinden? Als je ook een mooi voorbeeld hebt van ‘jezelf in de ander verplaatsen’ en die mij mailt of als reactie plaatst. Zeker als je droog staat deze januari. Ben je lekker fris en heb je tijd over.
Proost. Op een inspirerend 2023.
Wil je zelf scheuren. Voor €20 koop je de kalender hier.
Dit is de vijfde post over mijn 6 daagse bezoek aan de Dutch Design Week. Gisteren schreef ik over mijn ontmoeting met Job van de Berg. Ik had hem gevraagd of hij mijn Batmobiel wilde crashen. Dat wilde hij wel omdat hij het een goed verhaal vond. Enthousiast vertelde ik thuis over mijn ontmoeting met Job. Daar was veel minder, zeg maar geen, enthousiasme te bespeuren om mijn bijna 50 jaar oude klassieker tot een verwrongen stuk staal en plastic te crashen; “echt zonde”.
En toen ging ik toch twijfelen. Ik zou nooit meer met mijn Batmobiel kunnen spelen. Hem aan mijn vierjarige kleinzoon geven? Die ’taxeert’ hem toch anders dan ik toen ik 6 was. Voor hem is het gewoon een autootje die van Nonno is geweest. Boeien. Het alternatief om precies dezelfde erbij te kopen en die te crashen zodat ik het origineel weer in de kast kan zetten? Neeeeee. Ik moet denken aan het verhaal van kunstenaar Robert Rauschenberg.
Robert Rauschenberg is een van de eerste conceptuele kunstenaars, die zijn eerste erkenning kreeg voor monochrome werken en collages, maar wereldberoemd werd met een conceptueel werk. Het werk dat hem wereldfaam bezorgde, maakte hij niet met een kwast of met een potlood. Hij gebruikte een gum en wiste een tekening uit van een van de meest succesvolle kunstenaars van de jaren 50, Willem de Kooning.
Met een fles Jack Daniels onder zijn arm, besloot Rauschenberg op een avond Willem de Kooning te bezoeken met zijn bijzondere vraag. Met lood in zijn schoenen en de hoop dat De Kooning niet thuis zou zijn, drukte Rauschenberg op de deurbel. De Kooning bleek thuis te zijn en liet hem binnen. De kunstenaars dronken een glas whiskey en Rauschenberg legde De Kooning zijn verzoek voor. Hij wilde een tekening die hij zou kunnen uitgummen. De Kooning bleef heel lang stil.
Hij begreep het idee van Rauschenberg direct, maar zag ook meteen de implicaties. Het uitgegumde werk zou veel teweeg kunnen brengen in de kunstwereld en de blik op kunst kunnen veranderen. Eigenlijk betekende het werk het einde van de tijd dat de Kooning de leidende kunstenaar was, De Kooning zou passe worden. Niet zo zeer omdat zijn werk letterlijk werd uitgegumd, maar omdat het een nieuwe periode aankondigde. Rauschenberg ging met dit werk in tegen de heersende kunst van het establishment waar de Kooning toe behoorde. Zoals de Kooning dat jaren eerder had gedaan tegen het establishment van Picasso en de surrealisten. Toch was het indirect ook een compliment dat Rauschenberg juist zijn werk wilde uitwissen.
Na lang nadenken zei De Kooning ‘I don’t like it, but I’ll do it. I know wat you’re doing.” Maar daarmee was de kous nog niet af, want er volgde een lang selectie proces van de tekening die uitgegumd kon worden. Rauschenberg vertelt: “Ik was blij geweest met iedere willekeurige tekening en wilde zo snel mogelijk terug naar huis. Maar De Kooning begon uitgebreid een portfoliomap door te bladeren. Bijna had hij een tekening uitgekozen, tot hij bedacht dat het een tekening moest worden die hij zou missen. Dus pakte hij een tweede portfolio waarin tekeningen zaten die hem dierbaarder waren. Het duurde en het duurde en toen hij eindelijk een dierbare tekening had uitgekozen, stopte hij hem op laatste moment toch terug in de map. Hij zei: Nee, toch niet, het moet er een zijn de moeilijk uit te wissen valt. Dus haalde hij een derde portfolio map tevoorschijn en koos een tekening met potlood, krijt, houtskool, vanalles.’
Het zou uiteindelijk meer dan een maand en heel veel gummen kosten, voordat Robert Rauschenberg de tekening had uitgewist. Toen dit eenmaal gebeurd was, liet hij zijn kunstenaarsvriend Jasper Johns het werk een titel geven. Het werd: ‘Erased De Kooning’ en onder die naam zou het werk beroemd worden en inderdaad de schok teweegbrengen die De Kooning al had voorzien. De weggegumde tekening is tegenwoordig te zien in het San Francisco Museum of Modern Art.
Het werk heeft veel invloed gehad op de wijze waarop wij naar kunst kijken en de conceptuele kunst, waarin het idee centraal staat, een enorme boost gegeven. Rauschenberg zelf heeft zich meer ontwikkeld binnen de minimal art en de pop art, maar talloze andere kunstenaars hebben het stokje van hem overgenomen en de conceptuele kunst tot een succesvolle stroming gemaakt. Overigens zijn er sinds ‘Erased de Kooning’ vergelijkbare initiatieven geweest, waarin bijvoorbeeld werk van Rauschenberg werd uitgegumd. Een grappig recent on-line ‘kunstwerk’ komt van Peter White, hij wiste de wikipedia pagina van De Kooning (zie hier) en creëerde zo zijn eigen “Erased de Kooning”.
Ik voelde me een beetje De Kooning en Rauschenberg tegelijk. De Batmobiel zou transformeren van speelgoed naar kunstwerk. From Design to Art in a Crash. Gecrashed in een stuk aluminium wordt de Batmobiel een verhaal over mijn jeugd. Over spelen met mijn Batmobiel. En dat is precies wat ik nu weer aan het doen ben, spelen met mijn Batmobiel. Verhalen maken. Met mijn nieuwe vriend Job. Toen ik een dag later met mijn vrouw mijn Batmobiel kwam brengen en ik benieuwd was naar wanneer ie klaar zou zijn, zei Job; “Als ie volgend jaar nog niet klaar is, moet je even bellen.” In een wereld van ‘vandaag bestellen, morgen in huis’ moest ik even schakelen. Maar zoals ik als 6 jarig ventje maandenlang voor de etalage van de speelgoedwinkel in Dordrecht naar de Batmobiel stond te kijken, ga ik nu als 55 jarig ventje dromen van mijn gecrashte Batmobiel. Veel plezier Job.
Ter voorbereiding op mijn college Kunstgeschiedenissen, dat ik binnenkort geef op HKU, de hogeschool waar ik part-time werk, ben ik gaan oefenen met de opdracht die we de tweedejaars Kunst en Economie studenten geven. We vragen de studenten een tentoonstelling te maken met 5 ‘creatieve werken’. Dat kunnen schilderijen zijn maar ook installaties, videoclips, films, design etc.
Het eerste werk waar ze hun kunstreis mee beginnen kiezen ze op locatie; het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ze kiezen daar uit de collectie – STEDELIJK BASE een werk waar ze door geraakt worden, in positieve of negatieve zin. De collectie – STEDELIJK BASE toont de ontwikkelingen in kunst en design, vanaf 1880 tot nu, in vele hoogtepunten. De presentatie toont een selectie van bijna 700 werken, gegroepeerd rond historische bewegingen, maatschappelijke thema’s en invloedrijke kunstenaars. Van het ontstaan van de abstracte kunst en industriële vormgeving aan het eind van de 19e eeuw tot en met hedendaagse 3D-geprinte vazen en geëngageerde schilderkunst.
Enfin. Ik ben aan de slag gegaan met het thema licht. Waar dat vandaan komt? Geen idee. Gisteren schreef ik het woord ‘licht’ in mijn aantekenboekje en erom heen ontstonden allerlei namen en werken die met ‘licht’ te maken hebben. Laat ik beginnen met een video van Wylie Overstreet en Alex Gorosh. Ik sloot mijn design thinking training voor de 20 deelnemers aan de Nationale Denktank er eergisteren mee af:
A New View of the Moon from Alex Gorosh on Vimeo.
Ondanks dat ik zelf niet door de telescoop heb gekeken ben ik geraakt door het idee. Een gast die met zijn telescoop de straat op gaat en mensen naar de maan laat kijken. De maan zo dichtbij brengend dat mensen de grootsheid van het universum ervaren en omgekeerd de schoonheid van onze aarde. Een soort omgekeerd ‘overview’ effect; de bewustzijnsverandering die astronauten doormaken als ze vanuit de ruimte de aarde zien. Het boek The Overview Effect van de Amerikaanse ruimtefilosoof Frank White is volgens dit artikel een goed startpunt voor wie de betekenis van het overview effect beter wil doorgronden:
“White bedacht de term in de jaren tachtig en beschrijft aan de hand van interviews met astronauten hoe al dat staren naar de aarde hun perspectief op de wereld voorgoed veranderde. Drie dingen vallen op: de astronauten hebben bij terugkomst meer waardering voor de schoonheid van de aarde. Ze voelen zich diep verbonden met alles wat leeft en ervoeren tijdens hun reis een overweldigend emotioneel gevoel.
Neem de Nederlandse astronaut André Kuipers:
„Ik realiseerde me dat we onze planeet uitputten. Als iedereen op aarde zou leven zoals wij in Nederland, hebben we drieënhalve aardbol nodig om ons te voorzien van grond- en hulpstoffen. Dagelijks komen er 200.000 mensen bij. Als we de planeet willen behouden, moeten we er voorzichtiger mee omgaan.”
The Blue Marble is an image of Earth taken on December 7, 1972, from a distance of about 29,000 kilometers (18,000 miles) from the planet’s surface. It was taken by the crew of the Apollo 17 spacecraft on its way to the Moon, and is one of the most reproduced images in history.
“Als we de planeet willen behouden moeten we er voorzichtiger mee omgaan.” herhaal ik nog een keer. Nu vind ik dat eigenlijk een hele rare gedachte. Is de planeet van ‘ons’ dan? Er is 3.800.000.000 jaar leven op deze planeet en wij lopen er maar pas rechtop rond.
Bovenstaande foto is gemaakt in 1972 en 5 jaar later maakte mijn favoriete ontwerp duo Ray en Charles Eames onderstaande film voor IBM. Hadden zij deze film ‘kunnen’ maken als zij The Blue Marble niet hadden gezien.
In Powers of Ten gebruiken Charles and Ray het systeem van exponentiële krachten om het belang van schaal te visualiseren.
Toen de Eamsen op het boek Cosmic View: The Universe in Forty Jumps uit 1957 van Kees Boeke stuitte, besloten dat als basis te gebruiken voor een film die de relatieve grootte van dingen en de betekenis van het toevoegen van een nul onderzoekt.
Powers of Ten laat het universum zien als een arena van zowel continuïteit en verandering, van een dagelijkse picknick en het kosmisch mysterie.
Ik wil eigenlijk niet te veel meer vertellen over de film die zo’n 9 minuten duurt. Ik vind het een indrukwekkend reisverslag van de grootsheid en nietigheid van ons bestaan. Technisch gezien een meesterwerk, zeker gezien het jaar 1977 waarin het gemaakt is.
De Library of Congress in de V.S. noemt het terecht “cultureel, historisch of estetisch betekenisvol”.
Maar dit terzijde. De volgende stap die ik wil maken in het kader van mijn thema licht is de gloeilamp in de brandweerkazerne in Livermore (VS) die al sinds 1901 brandt. In 1924 besloten 4 grote gloeilampfabrikanten om in de toekomst alleen nog gloeilampen te produceren die na 1000 uur stuk gingen….ondanks dat er al lampen waren die duizenden uren meegingen. Tomas Rau noemt soortgelijke producten “georganiseerde problemen”. Eigenaarschap en verantwoordelijkheid verschoven ermee naar de gebruiker en daarmee ontstond een belangrijke driver voor ‘consumentisme’. Als iets stuk gaat koop je toch gewoon nieuw en gooi je gewoon weg. De lamp in Livermore brandt overigens nog steeds:
Als we langer van (kunst)licht willen genieten moeten we beter omgaan met de troep die we maken. Niet alleen hier op aarde maar inmiddels ook erbuiten. Daan Roosegaarde is op een missie voor een schone ‘ruimte’. Op dit moment zweven er meer dan 29.000 objecten groter dan 10 centimeter om onze aarde; space waste, onderdelen van raketten en satellieten. Als ‘we’ niet iets doen aan de verantwoordelijkheid en eigenaarschap van dit afval wordt het straks heel donker op aarde.
SPACE WASTE LAB is het onderzoeksproject/lab van Studio Roosegaarde en ESA waarin wordt onderzocht hoe dit afval kan worden ‘opgeruimd’ en geupcycled naar duurzame producten. SPACE WASTE LAB PERFORMANCE visualiseert het ruimte afval boven ons hoofd in real time met grote lichtstralen.
Wil je zelf ervaren wat Studio Roosegaarde met licht doet in een museum? Ga dan naar het Groninger Museum en leg je schaduw vast. Tot en met 12 januari 2020.
Wies Bronkhorst stuurde me het artikel ‘Kunstenaar worden: schaam u nooit’ uit het NRC over een artikel van Jerry Saltz; How to be an artist. 33 lessen die je volgens Saltz van inspiratieloze amateur naar nieuwsgierige verbeelder van je originele kijk brengen. (of in ieder geval helpen een beetje creatiever te leven.) Bekijk het origineel hier.
Ik las de lessen van Saltz en vertaalde ze in het Nederlands. Soms letterlijk. Soms liet ik stukken weg of vulde aan met eigen materiaal.
Jerry’s kosmische epigrammen. (dat moest ik even opzoeken: epigram (puntdicht, sneldicht) is een kort en bondig gedicht met een woordspeling of pointe.)
Les 29: Kunst is zelfkennis.
Kunst is geen optie, geen siertuin voor het kasteel van beschaving. Het is niet meer of minder belangrijk dan filosofie, religie of psychologie.
Les 30: “Kunstenaars bezitten niet de betekenis van hun werk.” — Roberta Smith
Onthoudt: iedereen mag jouw kunst – elke kunst – op elke manier die voor ze werkt gebruiken. Jij kan dan wel zeggen dat je werk over het vluchtelingenprobleem gaat maar anderen zeggen misschien wel dat het over klimaatverandering gaat of dat het een natuurstudie is. Cool.
Les 31: Alle kunst is subjectief.
Wat dit betekent? We zijn het eens dat sommige kunstenaars goed zijn, maar je kan zomaar voor een Rembrandt staat en denken….Het is best bruin. Prima! Het betekent niet dat je dom bent.
Het betekent dat ondanks dat er maar een tekst van Hamlet is, iedereen die het stuk ziet een andere Hamlet ziet. Bovendien zie je, elke keer als je Hamlet opnieuw ziet, een andere. Dit geldt met bijna alle goede kunst. Het verandert constant en elke keer als je het opnieuw ziet, vraag je je af Hoe kon ik dat de vorige keer missen? Nu zie ik het eindelijk echt! Tot een volgende keer en het werk je denken weer omgooit en je waarneming verrijkt en verdiept.
Kunst voert je mee in een ander soort werkelijkheid: Kunst is een statisch, onveranderd ding dat nooit hetzelfde is. Een soort virtual reality die iedereen anders beleeft.
Les 32: Prijs Kwetsbaarheid
Radicale kwetsbaarheid.
Wat dat betekent? Dat je je werk durft te volgen in de verste hoeken en donkerste plekken. Dingen over jezelf onthullen die je pas kunt onthullen als het werk dit toelaat en niet te falen in middelmatigheid en laffe, halfslachtige pogingen. Je moet bereid zijn om flamboyant te falen, dingen te doen die dom lijken en anderen je wellicht als slecht persoon zullen beoordelen. Als het eng wordt, blijven kijken en verder werken.
Kun je dat?
Durf je dat?
Les 33: Wees Waanzinnig
Om drie uur ‘s-nachts hebben we allemaal bezoek van onze demonen. Saltz is oud maar hij wordt elke nacht toegesproken. En overdag.
Ze vertellen je dat je niet goed genoeg bent, niet naar de goede school ging, dom bent, onbekwaam, veel te duur bent (of te goedkoop), niet origineel bent, niemand het iets kan schelen wat je doet, dat je HE LE MAAL niets toevoegt. Ze vertellen je dat je maar doet alsof, nep bent, lui, dat mensen dwars door jou en je werk kijken, je geen idee hebt waar je mee bezig bent en dat je het alleen maar doet voor aandacht en geld.
Saltz heeft een oplossing om je demonen de rug toe te keren; luister met aandacht naar je demonen en moedig ze aan om met nog meer te komen. Nog erger. Nog pijnlijker. Zo’n half uur tot een uur om vervolgens keihard “Jaaaa, maar ik ben een fucking genie.”
Dat ben je…..nu. Kunst is voor allen maar niet voor iedereen. Deze 33 regels zijn je tools. Gebruik ze en verander je wereld……de wereld. Aan het werk!
Wies Bronkhorst stuurde me het artikel ‘Kunstenaar worden: schaam u nooit’ uit het NRC over een artikel van Jerry Saltz; How to be an artist. 33 lessen die je volgens Saltz van inspiratieloze amateur naar nieuwsgierige verbeelder van je originele kijk brengen. (of in ieder geval helpen een beetje creatiever te leven.) Bekijk het origineel hier.
Ik las de lessen van Saltz en vertaalde ze in het Nederlands. Soms letterlijk. Soms liet ik stukken weg of vulde aan met eigen materiaal.
Afgunst verslindt je als kunstenaar, het eet je met huid en haar op, het maakt je tot slaaf, balancerend op de rand van de afgrond oude koeien vermomd als dode paarden op de rand trekkend. Constant naar die ander kijkend, wat zij hebben en jij niet, dat zij aandacht krijgen en jij niet. Afgunst is zoutzuur voor de ziel, staat groei in de weg en is dodelijk voor eerlijke zelf kritiek.
Je nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht zijn gericht op wat anderen hebben in plaats van dat je die gebruikt voor je eigen werk en wat jij wil. Vanuit deze gevangenis van afgunst is alles wat jou gebeurt de schuld van een ander. Je waant je een moderne van Gogh, een overgeslagen genie waar de wereld nog niet klaar voor is. Je doet afstand van elke verantwoordelijkheid. Je gevoelens van gebrek definiëren je, maken je zuur, bitter, niet liefhebbend en gemeen.
Arme jij. Jammer voor je dat al die andere “slechte kunstenaars” wel aandacht krijgen en jij niet. Jammer voor je dat zij wel de artikelen, geld en liefde krijgen en jij niet. Jammer voor je dat zij wel een beurs krijgen, naar betere scholen gingen, met een rijk iemand trouwde, knapper zijn, dunnere enkels hebben, socialer zijn, een beter netwerk hebben en dat gebruiken. Echt jammer ook dat je verlegen bent.
Geheimpje. Bijna iedereen in de kunstwereld is net zo verlegen en onzeker als jij. We doen allemaal ons best. Maar een ding is zeker, “arme ik” is geen manier om je werk beter te maken. En als je niet komt opdagen speel je het spel niet mee. Dus stop met die afgunstige blik op die ander en richt je blik op je werk. Aan de slag!
Een van mijn favoriete definities van design is van Herbert Simon, een Amerikaanse wetenschapper. Daar kwam ik net achter toen ik op mijn blog in het zoekscherm ‘definitie design’ intikte en op ‘zoek’ drukte. Herbert Simon definieert design als volgt: “Everyone designs who devises courses of action aimed at changing existing situations into preferred ones.” Goede ontwerpers sluiten met hun ontwerpen aan bij de wensen van hun doelgroep. Goede ontwerpen raken ons. Niet alleen omdat hun ontwerpen goed werken maar omdat ze ons emotioneel raken. Positief raken. Bladerend door de eindexamen werken van de Design Academy stel ik me de vraag wat de studenten hebben ontworpen. Welke huidige situatie hebben ze getransformeerd in een gewenste situatie? Welke positieve bijdrage levert het ontwerp aan de wereld? Om antwoord te krijgen op die vraag probeer ik antwoord te krijgen op de vraag aan welke positieve emotie het ontwerp appelleert (de Why) en wat de boodschap, het verhaal (de How) is wat het ontwerp wil vertellen. En om mezelf een beetje te helpen pak ik er het positieve emoties lijstje van Barbara Fredrickson bij. Zij heeft onderzocht dat er 10 vormen van positiviteit het dagelijkse leven van mensen het meeste kleuren. Natuurlijk bestaan er meer vormen maar uit haar onderzoek blijkt dat deze het meest voorkomen:
1. Vreugde
2. Dankbaarheid
3. Sereniteit
4. Belangstelling
5. Hoop
6. Trots
7. Plezier
8. Inspiratie
9. Ontzag
10. Liefde
Kijkend naar de ontwerpen stel ik me de vraag hoe de gebruiker zich moet voelen als ze in aanraking komen met het ontwerp? Het maken van een keuze uit dit lijstje maakt al een hoop ‘los’ en bedenk ook het geen exacte wetenschap is. Ik ben niet op zoek naar de Waarheid. Ik ben op zoek naar het Waarom? Vervolgens ga ik op zoek naar de How. De boodschap die het ontwerp wil vertellen. Een boodschap die betekenisvol en relevant is voor de gebruiker. Als ik de behoefte (de Why) en de boodschap (de How) heb kan ik de vraag (de What) waar het ontwerp een antwoord op is formuleren: “Bedenk ideeën (de What) die ……………(de doelgroep)…………………(de Why)………………(de How).”
Het boek met de eindwerken is precies 500 pagina’s. Waar ga ik beginnen? Ik begin met de categorie Social Design. Ik denk dat mijn ontmoetingen op het Design congres op de universiteit van Monterey in Mexico daarin een belangrijke rol hebben gespeeld. De voorbeelden die daar voorbij kwamen waren metaforen voor Hoop, Trots, Vreugde, Inspiratie en Dankbaarheid. De presentatie van Fran Edgerley van Assemble maakte diepe indruk op me. En de naam Assemble deed een belletje rinkelen die heel snel in een kerkklok veranderde. Maanden daarvoor had ik een artikel bewaard geschreven door Ellen Mara de Wachter. Het kwam uit haar boek ‘Co-Arts. Artist on Creative Collaboration waarin vijfentwintig vooraanstaande ontwerp duo’s en collectieven inzichten geven in hoe en waarom samen te werken. Ik moet dan direct denken aan de 5 kenmerken van ons creatief vermogen; het vermogen om originele en waardevolle gewenste situaties te bedenken;
– nieuwsgierigheid
– verbeeldingskracht
– discipline
– vasthoudendheid
en
SAMENWERKEN.
Want zo stelt de Wachter, en ik vertaal even:
Kunstgeschiedenis wordt traditioneel gepresenteerd als de maker’s individuele strijd naar zelfexpressie. De afgelopen 50 jaar echter is het aantal makers dat SAMENWERKT exponentieel gestegen. De geïnterviewde makers bieden inzichten die leerzaam zijn voor iedereen die met anderen effectief willen samenwerken aan creatieve projecten.
Ik wilde vandaag een werk van de Design Academy delen dat me geraakt had. In de categorie Social Design. En ik eindig met een boekentip vol inzichten over hoe makers samenwerken.
“Ik heb met Kunstgrepen niet bedoeld dat het over kunst ging. Ik heb met Kunstgrepen bedoeld dat het over verdraagzaamheid ging. Ik heb vanaf de eerste uitzending altijd voor mezelf ook geweten dat het daar niet over ging maar dat inderdaad ging over die verdraagzaamheid. Dat het gaat over het vreemde dat je tegenover je krijgt, het rare, het schijnbaar…..onbegrijpelijke en dat je je best zou kunnen doen om je daar eens in te verdiepen. En dat bedoel ik met al die schilderijen, al die dingen die ik heb laten zien. Die duizenden die ik heb laten zien bedoel ik; dat zijn eigenlijk mensen en je kunt je best doen voor mensen. Daar gaat het eigenlijk over. Kunstgrepen heeft eigenlijk heel weinig met kunst te maken.”
Ik vond het zo mooi verwoord dat ik het met mijn iPhone opnam en nu met jullie deel. Het was namelijk precies wat ik zelf voelde toen ik tijdens een training Visual Thinking Routines getest werd op mijn verdraagzaamheid. De training was twee dagen en ik was de enige man tussen 11 vrouwen. Ja er mag best wat meer testosteron in het kunsteducatieve domein. Enfin. De training was als volgt opgebouwd; in de ochtend theorie en oefenen en in de middag naar het museum en zelf aan de slag. Donderdag het Rijks en vrijdag het Stedelijk. En dat werkte uitstekend. En vooral omdat ik me op een gegeven moment een zeer onverdraagzame en ongeduldige puber voelde op het moment dat we naar een foto moesten kijken……een half uur voor de pauze.
De foto werd geprojecteerd op de muur.
Mijn eerste reactie was, “ok een foto van een appartement met uitzicht op een haven. Zullen we nu lunchen?”
De gemiddelde kijktijd van 9 seconden die er naar kunst in een museum wordt gekeken, haalde ik niet eens. Bij lange na niet. Na 5 seconden had ik ik het al gezien.
Maar ik kreeg ruim 2 minuten de tijd om te kijken en op te schrijven ‘Wat je zag’. Ik was blij dat mijn mobiel in mijn tas zat want ik voelde een onbeheersbare drang om me online te verbergen. Ik bedacht me dat dit nu precies het gevoel moest zijn van menig museumbezoeker. Een ‘ik ben niet de enige’ gedachte verbond me met de grote groep ‘onverdraagzamen ’. Ik besloot me over te geven aan de opdracht en op te schrijven wat ik zag.
Vervolgens deelden we onze observaties met elkaar en werden ze centraal op een flip-over gezet. En het mooie was dat ik meer zag door de observaties van de anderen die andere dingen waren opgevallen. We waren inmiddels bijna 10 minuten aan het kijken en delen. Mijn ongeduld was omgezet in een oprechte nieuwsgierigheid naar wat ik allemaal nog meer kon ontdekken en wat de anderen zagen.
In het tweede deel van de Thinking Routine ‘See, Think, Wonder’ neem je een aantal minuten de tijd om na te denken en op te schrijven ‘Waar het over gaat?’ Ook hier weer eerst individueel om e.e.a. vervolgens weer met elkaar te delen. Individueel, samen. Listen, Silent. Eerst het Wat bekijken en dan pas het ‘Waar het over gaat’.
Door ook dit weer na elkaar in alle rust met elkaar te delen, leerde ik dat iedereen andere betekenissen aan de observaties gaf. Wat het kijken een enorme verdieping gaf en me leerde dat je dingen van meerdere kanten kunt bezien en daar dus andere betekenissen aan kunt geven.
De 10 seconden waren inmiddels 15 minuten geworden en ik was benieuwd naar wat de volgende stap zou zijn. De derde stap van deze routine was de vraag ‘Welke vragen zijn er nog overgebleven?’ Zo vroeg een deelnemer zich af of de situatie echt was of in scene gezet. Zo kwamen er meer vragen voorbij waarbij ik dacht “Hoe kom je er op?” of “Wat een goede vraag!”. En steeds weer kijkend naar de foto die inmiddels echt tot leven was gekomen. Het leek of ik in het appartement was en ik als Tita Tovenaar alles en iedereen had stil gezet. Raar maar waar.
Ruim 20 minuten later was ik oprecht teleurgesteld toen de lunch werd aangekondigd.
Dit is hem. In Boijmans van Beuningen. Is dit kunst? Veel vinden van niet en veel minder, denk ik, wel. Ik wel. Ben zelfs groot fan van Cattalan. Vind het sowieso een kunst als het je lukt met een werk als dit het museum in te komen. Misschien is dat ook wel wat Cattalan met dit werk wil zeggen. Of zegt hij “waar kijken jullie nu naar?”. Als die vraag als bezoeker van Boijmans in je opkomt als je naar zijn werk/hem kijkt, kijk je in in ieder geval niet naar de andere werken aan de muur. Het werk van Cattalan heeft stopping power. Het tovert een glimlach en soms een grimas of gruwel op mijn gezicht. En soms allemaal tegelijk. Het zet je op het verkeerde been en zet je aan het denken. Wat is de bedoeling, de boodschap, waarom? Ik kan me voorstellen dat er heel wat discussies, overleggen en voorbereiding aan het kopen, plannen en plaatsen van dit werk van Catalan vooraf gegaan aan de opening van de tentoonstelling in Boijmans. Maar niet zoveel als met zijn overzichtstentoonstelling in het Guggenheim in New York; All. Hier hing ‘hij’ al zijn originele werken van de afgelopen 20 jaar aan het plafond.
Het is een knielend figuur die je op de rug ziet als je de ruimte in loopt.
En als je dichterbij komt en kijkt wie het is:
Het werk werd laatst voor ruim $ 17.000.000 verkocht waarbij het beeld met de rug naar de bieders stond. Maar dus met het gezicht naar de veilingmeester. Wie biedt meer?
Marianne Hoet van Christie’s Brussel kocht het uiteindelijk. Ben benieuwd waar Adolf op zijn knieën zit. Ik hoop wel in een hoek. Voor straf.
Een Pecha Kucha is een presentatievorm waarbij je een verhaal vertelt in precies 6 minuut 40 seconden ondersteund door 20 plaatjes die elk 20 seconden in beeld blijven staan. De laatste, en eerste keer dat ik dat deed, was tijdens mijn master kunsteducatie. Om mijn publiek toen te laten voelen wat veel jongeren voelen in veel musea en als eerbetoon aan de kunstenaars die ondanks protest, kritiek en spot vasthielden aan hun visie, ideaal en geloof gaf ik mijn Pecha Kucha de titel ‘Kunst als Medicijn, Cor Noltee, 2016’ en toonde ik een groot rood vlak met een klein tekstbordje op het grote scherm. Ik stond in mijn rode pak met walkie talkie als suppoost voor het werk en hield 20 slides van 20 seconden mijn mond nadat ik had gemeld dat ‘Cor Noltee kon er helaas niet zijn dus ik neem zijn plaats in.’
In 6 minuut en 40 seconden kwamen 20 slides voorbij waarbij alleen de schaduw veranderde:
6 minuten en 40 seconden stond ik met mijn mond dicht en mijn hart in mijn keel op het podium, oogcontact makend met iedereen uit het publiek. Ik voelde me een heel klein beetje mijn bespotte en verguisde helden en een deel van mijn publiek de verveelde en ongeïnteresseerde jongere in menig museum.
Na 6 minuut 40 verscheen in een 5 seconden durende overvloei het verlossende witte scherm. Als het licht aan het eind van het konijnenhol. Het hol was dieper dan ik had gevreesd. Het was het engste wat ik ooit gedaan had.
Gisteren had ik wel tekst. Ik had twee en halve dag gewerkt aan het verhaal, het zoeken naar de beelden, samenbrengen van beeld en tekst en een halve dag geoefend. Een goede Pecha Kucha maken is veel werk……of ik ben heel traag. Enfin ik had me voorgenomen om de tekst bij me te houden op 20 tekstkaartjes maar toen we gisteren gebriefd werden, werd me duidelijk dat ik ook nog een microfoon moest vasthouden. Ik heb nog even achter de coulissen geoefend met 20 kaartjes in een hand en een virtuele microfoon in de andere maar dat leek meer op een Tommy Cooper act.
Uiteindelijk besloot ik het zonder kaartjes te doen en dat kwam eigenlijk doordat Roel, de gastheer die ons ook briefde, zei; “het publiek weet toch niet wat je gaat zeggen, dus het maakt niet uit.”
Je mond houden of geen back up hebben, het was allebei nieuw voor me. Die van gisteren was voor herhaling vatbaar.