Ik heb een paar vragen voor je van de leerlingen. Een van de opdrachten die ze gisteren kregen, was of ze nog iets van je wilde weten. Een dat resulteerde in 48 vragen waarvan 27 verschillende.
Maar, nogmaals, wat ben jij dan aan het doen?
In de voorbereiding op de playtest van gisteren las ik in De kleine kunstkijker een leuke tip. Om na afloop als herinnering een ansichtkaart te kopen voor de leerlingen. Dus kocht ik 60 ansichtkaarten (met 10% korting).
En wat vonden ze daar van?
Ik heb ze nog niet gegeven.
Waarom niet?
Omdat het me leuk leek de antwoorden op hun vragen aan jou erop te schrijven en ze dan op te sturen. Krijgen dinsdag alle vraagstellers Post van Piet op school.
Wat een leuk idee! Kom maar op met die vragen. Ze zijn toch niet te moeilijk he?
Er zitten er een paar tussen waar alleen jij het antwoord op weet.
De groep van Kim had deze vragen:
Hoe maak je zulke rechte lijnen?
Wanneer ben je begonnen met schilderen ?
Hoe kan je van die mooie dingen maken?
Waarom heb je dit schilderij zo gemaakt?
Hoe kom je op ideeën?
Vind je mijn tekening mooi?
Waarom maak je abstracte kunst?
Waarom koos je voor blokjes?
Wat ga je hierna maken?
Waarom alleen vierkanten en geen rechthoeken?
Wat vind je leuk aan schilderen?
Hoe heb je het gemaakt?
Waarom ben je schilder geworden?
Hoe lang deed je er over?
En de groep van Menno had deze vragen:
Waarom gebruik je alleen deze kleuren?
Hoe ben je begonnen?
Hoe kom je op ideeën?
Waarom deze kleuren en vormen?
Hoe was het om in die tijd te schilderen?
Mag ik een handtekening?
Waarom ben je schilder geworden?
Welke sport beoefen je?
Hoe was het leven toen?
Hoe word je zo goed?
Heb je een vrouw?
Waarom heb je het zo gedaan?
Hoe was het leven in 1917?
Ik ga er even voor zitten. Schrijf jij de antwoorden op.
Dag Cor. Je bent vroeg. En wat heb je daar allemaal bij je?
Klopt. Ik heb alle tekeningen van de groep van Kim die ze in de klas hebben gemaakt bij me, alle vergelijkingen met ander werk op basis van hun eerste tekeningen, hun tweede tekeningen en de derde die ze op de computer hebben gemaakt. En natuurlijk heb ik ook de tekeningen van de groep van Menno bij me, inclusief de tekeningen die ze op de computer hebben gemaakt.
Met dat laatste bedoel je dat ze met de ingrediënten van mijn werk hun eigen ‘Mondriaan’ konden maken.
Precies.
Zoals deze:
Die had zo in de serie van 5 gekund, vind je niet?
Zeker Piet. Maar ik wilde je dus even waarschuwen dat er straks zo’n 50 kinderen lang naar je werk komen kijken en het vergelijken met hun eigen werk.
Dat klopt Piet. Weet je nog dat je me vroeg hoe dat nu zat het domein ‘de brede sociale en culturele context’ uit Heijen’s model?
Jazeker. Dat vond je nog een lastige. Volgens jou gaat het over onderwijs en leren.
Piet, toen ik gisteravond, nadat ik jou de eerste tekeningen van de leerlingen van de groep van Menno met hun eigen commentaar liet zien, luisterde ik nogmaals mijn gesprek met Til na. En toen opeens vertelde ze het:
Dat is in ieder geval een thema wat ik heel goed begrijp. Mijn werk, mijn leven en de tijd (1917) was een grote breuk met tradities en conventies.
En een thema dat aansluit bij hun levensfase en ontwikkeling. Daarmee refereer ik aan wat ik in Cultuur in de spiegel las over de conventie die bestaat bij kinderen tussen de 10-14 jaar.
Welke was dat ook alweer?
Dat een tekening duidelijke stereotype kenmerken moet bezitten, met weglating van ‘onbelangrijke’ details, en dat het een weergave is zoals de realiteit hoort te zijn: herkenbaar en eenduidig!
Volgens Cultuur in de Spiegel geldt deze conventie niet alleen binnen de peergroup, maar veelal ook daarbuiten. De normen van een realistische tekening zijn vrij eenduidig en vergen heel wat technisch vermogen. Echter met de uitdaging die ik ze gegeven had, gingen ze voortvarend en met veel plezier aan de slag. En dat zit hem in het feit dat ze een opvolger moesten maken die in de geest ligt van jouw voorgaande werk. Dat van realistisch naar abstract gaat. Het maken van een abstracte tekening is dus blijkbaar geen reden om af te haken en maar juist een uitdaging om vele mogelijkheden te zien en deze rijkelijk te verbeelden…
…en te verwoorden. Mag ik beide filmpjes nog een keer zien…en horen.
Moge Cor. Vond het heel interessant om via jou te horen wat de kinderen antwoordden op de vraag “Wat heb je geleerd?”
Daar zitten inderdaad mooie uitspraken tussen. Het heeft me ook geïnspireerd tot een idee om het project af te sluiten. Het is mede geïnspireerd door het experiment wat ik vorig jaar deed in de seminarweek op HKU.
Een experiment op HKU? HKU is toch de school waar je lesgeeft?
Klopt. Onderwijs ontwerpen begint meestal met je leerdoel en gaat via het toetsen en de beoordelingscriteria terug naar welk onderwijs daar bij past. Tijdens mijn UNSCHOOL experiment hanteerde ik slechts twee richtlijnen, of noem het thema’s. Tweeëntwintig studenten schreven zich in op onderstaande tekst:
UNSCHOOL, you must unlearn what you have learned.
“Om te groeien moet je soms eerst een stap terug doen. Een stap terug en dan twee stappen vooruit. Samen gaan jullie vooral veel afleren. Afleren door eerst terug te gaan naar een situatie zonder oordeel. Want over alles wat we zien, horen, ruiken, proeven en voelen hebben we een oordeel. Dat is nodig om te overleven in een wereld van overvloed, zodat we niet constant hoeven na te denken bij de keuzes die we maken. Weten dat een rood stoplicht ‘stoppen’ betekent, helpt ons overleven. Maar soms moet je dingen niet zomaar aannemen. In dit seminar ga je leren loslaten, even helemaal terug naar jezelf. Afleren wat je geleerd hebt. Een CTRL + ALT + DEL op jezelf. Dichterbij jezelf brengt je namelijk verder dan ooit. En dat is een goed begin van de vakantie.”
Cor weet je wat ik de mooiste zin uit bovenstaande tekst vind?
Vertel
“Dichterbij jezelf brengt je verder dan ooit.”
Bijna net zo mooi als “Doen brengt het denken verder.” waar ik eerder over schreef en eigenlijk de essentie is van ontwerpend onderzoek en het thema van dit blog; Design Thinking by DOING.
Hoe heb je die week vormgegeven?
Ik had 5 professionals gevraagd of ze een een programma onderdeel willen maken geïnspireerd op de tekst van Yoda een karakter uit een science fiction film:
“You must unlearn what you have learned.”
Niets meer. Ik hoefde geen voorstellen, presentaties vooraf of dagplanningen. De professionals zijn niet voor niets professionals. Ik vroeg ze maar een ding. Hoe ziet een dag school er uit als jij de directeur bent van UNSCHOOL?
Ik had geen idee wat we gingen doen. Het werd een groot experiment. En dat kan dus niet mislukken. Geen leerdoelen, beoordelingscriteria, deliverables, toetsmatrijzen, OER’s, etc.
De week werd een grote vrijwillige poging tot het overwinnen van overbodige obstakels.
Klinkt interessant. Maar hoe zag die week eruit?
22 juni 2015 was de eerste UNSCHOOL dag en dat was een lesje loslaten. Mijn ochtend stond in het kader van spel en het overbodige obstakel dat ik voor mezelf had ingebouwd was dat ik alles wat ik deed nog nooit gedaan had en dat iedereen mee deed op vrijwillige basis. Ik bood eigenlijk alleen maar opties aan en liet gaan. Liet het gebeuren.
De opties zagen er zo uit:
En de keuze werd gemaakt door het inzetten van hun joker. Mijn visitekaartje die ik iedereen vooraf had gegeven.
Zoals je op bovenstaand plaatje kunt zien gingen we naar buiten en wandelden twee aan twee, hand in hand door de binnenstad van Utrecht waarbij ik, net als ik de week ervoor tijdens de Bijlmer WijkSafari, vragen influisterde. Tijdens de wandeling bedacht ik de “oefeningen” maar liet het vooral gebeuren. Het resulteerde in een stiltekring rondom de fontein in de tuin onderaan de Dom, een ontmoeting met een kleuter die uit een speelgoedkeuken kwam, een gebrekkig Engels antwoord op de vraag waarom er “A bag on the vlag” was en een chinees whispergame hand in hand staand aan de rand van de gracht. Teruglopend belandden we in een steegje waar we onder een rozenstruik en druivenrank tegenover elkaar gingen staan en 6 dingen aan onze outfit veranderden en onderweg belletje trokken en vuilniszakken verplaatsten.
Terug in ons lokaal vroeg ik of ze de wandeling terug wilde lopen in hun hoofd en alle dingen wilden opschrijven die ze meegemaakt en gezien hadden. Op de vraag welke woorden we allemaal zouden hebben hielden we twee woorden over: fontein en hand. Met deze twee woorden maakten we een wervende regel voor de advertentie van de stadswandeling. Het beeld dat we ervoor gebruikten kozen ze door een getal tussen de 1000 en 1650 te noemen. De paginanummers van de oude gebonden tijdschriften die ik van Anna-Maria had gekregen.
Het resultaat van een ochtend loslaten en laten gaan:
En dat had je niet voorbereid?
Nee Piet. Gewoon laten gaan. Gebruik makend van het ‘materiaal’ wat er was en dingen doen die je nog nooit gedaan hebt.
Dat lijkt me best eng…..en spannend.
Ja en juist daarom sta je helemaal ‘open’.
En hoe reageerden de leerlingen?
Ik dacht dat ik heel blij zou worden van UNSCHOOL maar eigenlijk was ik heel verdrietig. Weet je waarom? Omdat de leerlingen zo geconditioneerd zijn dat ze heel braaf doen wat we ze vragen en niemand tot bijvoorbeeld vroeg ‘Waarom?’ ze de dingen moesten doen. Niemand vroeg mij de eerste 2 dagen waarom ze nu eigenlijk hun telefoon moesten inleveren aan het begin van UNSCHOOL. Ze zetten allemaal braaf hun telefoon uit en legden hem netjes op de door hun gemarkeerde parkeerplaats.
Maar het ging nog verder dan niet vragen. Toen er de tweede dag een aantal nieuwe studenten binnen kwam, legden zij ook gewoon hun telefoon op tafel omdat de rest dat deed.
Later op de dag kwam het experiment van G.R. Stephenson uit 1967 ter sprake.
Hij plaatste 5 apen in een kooi met daarin een ladder. Bovenaan de ladder plaatste hij een banaan. Toen een van de apen de ladder wilde beklimmen bespoot hij die aap en de overige vier met koud water. Later weer poogde een andere aap hetzelfde, maar ook hij en de overige apen werden met ijskoud water bespoten. Daarna durfde geen aap meer de ladder te beklimmen.
Experiment 2:
Bij het volgende experiment, haalde hij een van de apen weg en plaatste een nieuwe aap de in kooi. Zoals verwacht ging deze nietsvermoedende aap ook de ladder beklimmen en opeens vielen de overige vier apen hem aan en hielden hem tegen. Logisch, want ze wilden niet bespoten worden.
Experiment 3:
Daarna haalde hij een van de eerste groep apen weg en verving hij het met een nieuwe. Dus in totaal zijn er twee nieuwe apen en 3 over van de eerste groep. Ook in dit geval was het voorspelbaar dat deze tweede aap hetzelfde zou doen, namelijk de ladder beklimmen om de banaan te pakken. Maar ook hij werd door de rest van de apen inclusief de eerste geplaatste aap aangevallen. De eerste nieuwe aap heeft geleerd (conditionering) dat “als je de banaan probeert te pakken, dan zal je in elkaar geslagen worden.”
De wetenschapper bleef steeds de groep apen een voor een vervangen met een nieuwe aap totdat de hele groep vervangen werd. Al deze vervangen apen waren niet op de hoogte van de alle eerste experiment, namelijk dat als je probeert de banaan te pakken dat je dan bespoten zal worden met koud water. Maar ze hebben wel het gedrag overgenomen (vandaar het woord na-apen), dat wanneer een van hen de ladder poogt te beklimmen in elkaar geslagen zal worden.
Zodoende wisten de apen onderling niet waarom ze een aap in elkaar moeten slaan als hij probeert de ladder te beklimmen, maar ze hebben wel onderling een ‘wet/ regel’ gemaakt, dat als een van hen dat probeert in elkaar geslagen zal worden.
En in een plaatje ziet dat er zo uit:
Dat is heel schokkend.
Dat is blijkbaar hoe het werkt in groepen.
Hoe liep het uiteindelijk af?
Goed dat je het vraagt want dat is eigenlijk waarom ik je dit vertel. We eindigden UNSCHOOL in Rotterdam. We begonnen de ochtend met het proeven van de meest heftige chocolade die ik bij Leonidas kon vinden. De dame bij Leonidas op Rotterdam Centraal verzekerde me dat de dag na het eten van de chocolade dan niet meer stuk kon. Ik vroeg haar vervolgens tot hoe laat ze werkte. 15.00 en verzekerde haar dat ik samen met mijn UNSCHOOL leerlingen mijn geld zou komen terughalen als we geen topdag zouden hebben.
En ben je terug gegaan?
Nee! Het werd een topdag en omdat ik benieuwd was hoe de UNSCHOOLERS dit schoolexperiment hadden ervaren, vroeg ik ze, nadat ze hun chocolaatje op hadden, dit met de hand op te schrijven op een blaadje zonder lijntjes:
“Deze week heeft mij geïnspireerd en gemotiveerd. Dit seminar heeft mij doen laten inzien dat we eigenlijk gewoontedieren zijn. We volgen elkaar, we volgen de regels. “Het Systeem”. We durven niet anders te zijn terwijl we dat misschien wel willen. Ik ben het deze week niet geweest, anders. Maar het heeft me wel aan het denken gezet; het is niet erg om wat meer open te zijn naar mensen. Eerlijk te zijn over jezelf. Wie weet zit iemand juist wel op jouw verhaal te wachten. Mijn verhaal dus. Ik ben van nature een gesloten persoon ook al zou je dat misschien niet zeggen. Ik heb het bijna nooit over mezelf. Deze week heb ik als mooi ervaren. Er bestaan ook aardige mensen die het beste met je voor hebben.”
“Deze week heb ik geleerd om nieuwsgierig te zijn en mij open te stellen voor nieuwe dingen. Doordat we van te voren niet wisten wat we elke dag zouden doen ging ik met meet enthousiasme naar school dan normaal. Ik werd nieuwsgierig naar wat we zouden doen en heb geleerd om eens af te wijken van een planning. Hierdoor stelde ik mezelf meer open dan normaal en heb ik onbewust een heleboel kleine dingen kunnen leren. Dit door naar gastdocenten te luisteren, leren om creatief te schrijven en mijzelf te ontwikkelen als persoon in een onbekende groep en deze groep mijn visie en droom te delen.”
“Ik heb geleerd om me vaker af te vragen waarom je iets (moet) doen. Ook ben ik gaan inzien hoe dit je creatiever maakt. Daarnaast, misschien wel het allerbelangrijkste, was het heel erg leuk om te doen en zijn we een gezellige groep. Dit komt mede door de activiteiten die we samen hebben gedaan.”
“Unschooling gaf mij een gevoel van vrijheid. Dit gevoel haalde deels bij mij de druk weg om te moeten presteren. Maar niet op een negatieve manier, want ik voelde we constant de drang om te leren. Ik heb het idee dat ik meer open stond en daardoor werd ik creatiever en nam ik informatie op een prettige manier tot me. Persoonlijker ook. In eerste instantie was ik niet zeker of unschooling bij mij pas, maar al snel merkte ik hoe belangrijk dat stukje vrijheid is om het beste uit jezelf te halen en te doen waar je hart ligt. Van deze seminar heb ik heel veel energie gekregen en liet mij nadenken over waar ik sta en naar toe wil.”
“Unschool. Wat betekent dat voor mij? Vraag je een keer af waarom je de dingen doet die een ander zegt. Zou je niet gewoon je eigen weg volgen? Unschool draait het schoolleven om, geeft het een andere draai. Hoe zien wij school het liefst? MEER UNSCHOOL! Communiceer met elkaar. In een week hebben we elkaar leren kennen door informatie te delen wat je misschien normaal niet zou delen. Het brengt je dichter naar elkaar en je begrijpt en respecteert elkaar!”
“Fijne week! Relaxt. Neem 2 dingen vooral mee. Neem de regels niet altijd te serieus. Het gaat om het resultaat en blijf werken aan je dromen.”
“What did I learn? Tot nadenken gezet over alles maar aannemen omdat “het hoort”. Niet meer blindelings regels opvoeren. Het “omdenken” van woorden. Zo is een paddenstoel een troon voor een dikke pad, i.p.v. een lieflijk rood met witte stippen paddenstoel. Dat Popatepitel niet in Canada maar Mexico ligt.”
“Relax, fijn, rust, geen stress, geen telefoon (zou fijn zijn op “school”), geen verwachtingen. Motivatie, gedachten delen, waarom? Wat wil ik nou eigenlijk? Het helpt om geen plan te maken vooraf. Laat het op je afkomen maar blijf je afvragen: waarom doe ik dit? Wat vind ik hier van? Ik vind Unscool “cool”. Meer geleerd dan ik had verwacht. Niet plannen geeft rust. Open staan voor diepere interesses. Ik ga me vaker afvragen Waarom doe ik dit?”
“ik ben blij dat ik voor dit seminar heb gekozen en geen ander. Cor jij bent een man naar mijn hart. In veel dingen die je vertelt, herken ik mezelf vaak terug. En ik luister daardoor extra goed. Ik heb deze week veel geleerd en misschien ben ik aan veel dingen weer herinnerd. Zoals even alles loslaten. Ik kom wel eens in de knoop met mijn gedachten en zoiets als wij deze week doen, helpt mij weer een beetje uit de knoop. Positiviteit!!! We hebben eigenlijk alles gedaan wat ik leuk vind. Spelenderwijs leren. Creatief schrijven. Informele sfeer. Ik voel me weer gemotiveerd en geïnspireerd. Niet denken maar doen. Ik had eerder hierin les moeten krijgen – creativiteit en verbindingen maken. Om van mijn chaos een beetje orde te maken. Bedankt.”
“Deze week bij Unschool heeft me vooral aan het denken gezet over de manier van les geven. Zoals we deze week les kregen had meer effect op mij dan hoe we normaal les krijgen. Ik had hierdoor veel meer zin om naar school te gaan omdat ik niet wist wat er vandaag zou gaan gebeuren. Leerlingen laten doen wat ze willen geeft hun een vrij gevoel en zelfstandigheid. Ik denk dat in de toekomst scholen zeker zullen veranderen. Het gebeurt nu al met meer technologie op scholen. Het klaslokaal uit hielp voor mij ook heel erg. Hierdoor werd ik nieuwsgierig en had ik meer zin om iets te leren. Door alleen de locatie te veranderen werd de les gelijk veel effectiever voor mijn gevoel. Ik kreeg inzicht in hoeveel regels er eigenlijk zijn en dat we ons daar allemaal braaf aan houden. In deze week gingen we ons afvragen waarom we bepaalde dingen doen. Ik vond het heel interessant om bepaalde dingen deze week op een andere manier te bekijken.”
“Het afleren is moeilijker dan het aanleren. Niet wetende wat je te wachten staat. Strenge regels zorgen voor minder openheid in je persoonlijkheid. Voor mij een week zonder stress. Veel leuke mensen leren kennen. Een andere en nieuwe manier van les geven met een grotere aanwezigheid bij vakken. De vrijheid om je vragen te kunnen stellen en te laten doen wat je wilt is plezieriger om naar school te gaan. Unlearned School.”
“Deze week Unschooling is mij heel erg goed bevallen. In het begin was ik zeer sceptisch maar ik moet zeggen dat ik wel kan wennen aan deze manier van lesgeven. Moeten is voor mij omgezet in willen. Dit was voor mij het grootste voordeel van Unschool.”
“Wat Unschool voor mij was: Ik zag Unschool als één groot sociaal experiment. Iedereen moet op een nieuwe manier initiatief tonen om uiteindelijk bij te dragen aan het programma. Dat gaat niet makkelijk wanneer leerlingen dat niet gewend zijn: zij houden zicht in eerste instantie op de achtergrond. Gaandeweg merkte ik dat de groep en actievere houding aannam, ikzelf ook, en dat de groepsdynamiek daardoor positief veranderde. Door na te denken over waarom we bepaalde dingen “moeten” leren, heb ik op een nieuwe manier mijn interne stage bekeken. Ik heb hierbij aangegeven dat de functies en taken die aangeboden werden niet overeen kwamen met mijn interesses. Dit heb ik uitgesproken terwijl ik dit waarschijnlijk niet zonder dit seminar had gedaan. Unschool heeft mij er eigenlijk tot aangezet op kritische wijze opnieuw naar mijn eigen (leer)gedrag te kijken. Het grappige van Unschool is dat ik eigenlijk met alle activiteiten, hoe vaag ze ook waren, WEL het gevoel had dat ik leerde wat ik wilde leren en daar ook zelf een keuze in had om het te leren. Die ‘feeling’ zou ik eigenlijk meer terug willen vinden in de opleiding.”
“Wat Unschooling mij geleerd heeft? Het loslaten, ga iets doen, ga ergens heen en zie maar hoe het is. Probeer niet altijd alles onder controle te houden. Ook moet je meer vragen stellen. Waarom doe je iets? Blijf dat je altijd afvragen en je zult groeien…”
Dat is fantastisch! En geweldig dat HKU je die vrijheid geeft.
Daar ben ik HKU ook heel dankbaar voor. Net zoals ik ze dankbaar ben dat ik de master kunsteducatie mocht volgen. Want weet je Piet, anders was ik jou ook nooit tegengekomen en hadden we nooit 60 kinderen uitgedaagd een Mondriaan te maken.
Maar Cor, je begon je verhaal met dat UNSCHOOL je geïnspireerd had voor het afsluiten van je master. Hoe zie je dat?
Ik wil de leerlingen na ons bezoek aanstaande vrijdag aan jou interviewen en filmen en deze film als eindstuk gebruiken. Ik stel me voor dat ik de leerlingen voorafgaand aan het filminterview de volgende drie vragen stel, ze de antwoorden op laat schrijven en mee laat nemen naar het interview:
Dag………. Met dit experiment heb ik geprobeerd een lesmethode te maken die aansluit op wat jullie leuk/interessant vinden. Vraag 1. Wat werkte er voor je in de manier waarop ik dat gedaan heb? Bedenk zoveel mogelijk redenen. Vraag 2. Wat zou je verder graag nog zien/doen? Bedenk zoveel mogelijk redenen.Vraag 3. Heb je tips?
Dag………. Met dit experiment heb ik geprobeerd een lesmethode te maken die jullie verbindt met abstracte kunst. Vraag 1.Wat werkte er voor je in de manier waarop ik dat gedaan heb? Bedenk zoveel mogelijk redenen. Vraag 2. Wat zou je verder graag nog zien/doen? Bedenk zoveel mogelijk redenen.Vraag 3. Heb je tips?
Dag………. Met dit experiment heb ik geprobeerd een lesmethode te maken die jullie verbindt met een onderwerp van deze tijd. Vraag 1.Wat werkte er voor je in de manier waarop ik dat gedaan heb? Bedenk zoveel mogelijk redenen.Vraag 2. Wat zou je verder graag nog zien/doen? Vraag 3. Heb je tips?
Dat lijken me best lastige vragen voor een 9/10 jarige?
Piet ik kan alle hulp gebruiken. De reden waarom ik het zo wil doen, is dat ik zo wil kijken hoe het model van Heijnen ‘betekenisvolle’ verbindingen heeft opgeleverd. De antwoorden van de kinderen wil ik dan gebruiken om verwijzingen naar de literatuur te maken en zo aangeven ‘Hoe’ ik dat gedaan heb.
En wie gaat het interview filmen?
Jerry van den Berg.
Is dat niet die fotograaf die die prachtige foto’s van jou op de dijk gemaakt heeft die zijn gebruikt voor je TEDx presentatie in Turkije?
Piet de afgelopen week was een gekkenhuis. 18 uur per dag werken en 6 uur slapen. Eten deed ik vloeibaar via een infuus. Om tijd te sparen.
Grapjas.
Ik ben ook blij je weer te spreken. Je hebt trouwens de groeten van Carel Blotkamp.
Doe hem de groeten teug. Je hebt hem toch al eerder gesproken?
Klopt. Dit was de derde keer. Deze keer liet ik hem de tweede tekeningen zien van de leerlingen van juf Kim en de eerste van meester Menno. Ik kom daar later op terug. Wil je eerst nog bijpraten over mijn gesprek met Til Groenendijk.
Da’s waar. Ga verder.
Ik vertelde Til dat ik in Cultuur in de Spiegel had gelezen dat 9/10 jarigen het plezier in tekenen verliezen maar dat 80% van de leerlingen van juf Kim na het maken van de eerste tekening juist het tekenen zo leuk vonden. Waarop Til antwoordde: “Het leuke is natuurlijk dat op het moment dat zij de ruimte krijgen dat ze niet hoeven voldoen aan die interne criteria (dat het realistisch moet zijn).
Dit doet me denken aan je verhaal van dat zes jarige meisje tijdens tekenles. Ze zat achterin te tekenen en dat de docent vertelde dat ze eigenlijk nooit echt oplette maar in deze les wel. De docent was nieuwsgierig, ging naar haar toe en vroeg haar wat ze aan het tekenen was waarop het meisje antwoordde, “Ik maak een tekening van God.” De docent zei haar dat niemand weet hoe God eruit ziet waarop ze zei, “Over een minuut wel.”
Ah! Ken Robinson. Ja geweldig he.
Prachtig hoe Robinson uitlegt dat kinderen er gewoon voor gaan. Als ze iets niet weten, ze het gewoon proberen. Ze zijn niet bang om fouten te maken. Waarmee hij niet bedoelt dat ‘het bij het verkeerde eind hebben’ hetzelfde is als creatief zijn maar wat hij wel bedoelt is dat als je niet voorbereid bent om fouten te mogen maken je nooit met iets origineels komt. En zodra kinderen volwassen worden verliezen ze die ‘vaardigheid’ om fouten te maken, om het verkeerde antwoord te geven. Fouten maken wordt gestigmatiseerd.
Klopt. Volgens Robinson is fouten maken in veel onderwijs het ergste wat je kunt doen met als resultaat dat we mensen uit hun creatieve vaardigheden onderwijzen. Kinderen uitdagen iets abstracts te tekenen blijkt een geweldige manier om hun verbeeldingskracht te oefenen. Iets abstracts dus. Niet iets realistisch omdat bij kinderen tussen de 10-14 jaar de conventie bestaat dat een tekening duidelijke stereotype kenmerken moet bezitten, met weglating van ‘onbelangrijke’ details, en dat het een weergave is zoals de realiteit hoort te zijn: herkenbaar en eenduidig! Deze conventie geldt binnen de peergroup, maar veelal ook daarbuiten. De normen van een realistische tekening zijn vrij eenduidig en vergen heel wat technisch vermogen. Tal van kinderen haken daardoor af. Was een kind tussen zijn vierde en negende levensjaar nog geneigd vele mogelijkheden te zien en rijkelijk te verbeelden, nu krimpt het aantal mogelijkheden drastisch. Dat bijna 80% van de juf Kim’s leerlingen na de eerste tekenronde ‘het tekenen’ zo leuk vonden, komt dus denk ik omdat ze o.a. uitgedaagd werden om iets abstracts te tekenen.
En dat het vrijwillig was.
Precies Piet. “Leren is gericht op de cultuur van de leerling” is een van de ontwerpprincipes uit het model van Emiel Heijnen.
Een bijschrift invoeren
En wat bedoel je daarmee dan?
Vrijwilligheid is een voorwaarde om te spelen en kinderen spelen door te leren. Ze zijn meer dan wie dan gewend om spelenderwijs te leren…..buiten school.
Dus jij zegt eigenlijk dat ‘vrijwilligheid’ een belangrijk ontwerpprincipe is die voortkomt uit het model van Heijnen en jij gebruikt om aan te sluiten bij de cultuur van 9/10 jarigen
Klopt. En, toen Til me vroeg naar mijn literatuurlijst en ik haar Johan Huizinga’s, Homo Ludens noemde omdat cultuur van de jongeren spel is, antwoordde ze “onder andere spel”.
Daar zit dus toch nog wel een slag die ik moet maken. Wat is de relatie tussen Heijnen’s ontwerp principe “Leren is gericht op de cultuur van de leerling” en mijn stelling dat de cultuur van de leerling ‘Spel IS. Waarop Til het competatieve element benoemde en ik vervolgde dat ik daar in voorgaand verslag geen melding van gemaakt heb omdat ik vond dat dat niet werkte. Til gaf aan dat ook de dingen die je weglaat moet bekijken en je jezelf moet afvragen waarom je dat weglaat voor een volgende keer.
Kun je een voorbeeld geven?
Wat ik hier bedoel is dat aan het eind van de eerste speltest, toen de tijd voor hun eerste tekening afgelopen was, de leerlingen wilde weten “wie de winnaar was”. Blijkbaar was er een behoefte om in de geest van een spel, met levels, een winnaar te hebben.
Maar hoe heb je toen dan bepaald wie de winnaar was?
Ik nummerde alle tekeningen en legde ze op een tafel. Vervolgens gaf ik alle leerlingen een post-it en vroeg ze, in stilte zonder overleg (een gedegen en reeds veel door mij gebruikte COCD methode) te kiezen welke ze de beste tekening vonden.
De beste?
Ja. Dat vroeg Til ook. “Beste” had ik niet goed uitgelegd en werd door de kinderen begrepen als “de mooiste”. Ik had ze criteria moeten geven op basis waarvan ze de tekeningen konden beoordelen als “goede opvolger.” Til merkte terecht op dat het niet ging om de mooiste maar welke de meeste “in de geest van was.”
Goed dat Til dit naar boven brengt, want je zegt zelf dat we moeten leren van onze fouten.
Til vervolgde met “dat is het kader wat zij kennen maar jij doet iets anders met ze. En dan kom je denk ik ook, dat wordt ook wel de ‘niet meer schone kunsten” genoemd. Gaat het om schoonheid of gaat het om iets anders? Op het moment dat je dan kunst als iets esthetisch aangrijpt dan….het gaat er natuurlijk steeds om…..er ligt aan hoe dingen zich in vorm omzetten iets aan te grondslag en op een geven moment komt dat samen in dat ding wat gemaakt wordt. En in de aanloop van de groep van Menno hebben de leerlingen iets meer begrepen van het proces. En die stap kun je met deze twee groepen zetten. Antwoord geven op de vraag “Welke is nu het meest in de geest van?” Waarop ik Til meldde dat de groep van Menno vorig jaar een Mondriaan project hadden gedaan waarbij de leerlingen een kartonnen doos kregen en deze in typische (latere Mondriaan stijl) moesten beschilderen in primaire kleuren. En er stond zelfs een beker op Menno’s buro in Mondriaan stijl.
Elementen die ongetwijfeld invloed hebben op het resultaat. Ik moet hierbij denken aan het experiment wat Derren Brown een aantal jaren geleden uitvoerde met twee reclamemannen. Hij vroeg ze een campagne te bedenken voor een keten van opgezette dieren. Hij liet de mannen in een taxi ophalen en liet ze vervolgens een half uur aan het idee voor een poster werken. En voordat hij weg ging gaf hij ze zijn idee in een gesloten envelop. Nieuwsgierig naar wat daar opstond?
Heel nieuwsgierig!
Kijk maar:
Kortom de resultaten van de klassen met elkaar vergelijken is een hachelijke zaak. Ze geven richting in het ontwerpend onderzoek maar zijn uiteraard niet wetenschappelijk bewezen.
En daarbij komt ook nog eens dat ik me in het begin van mijn introductie versprak en al verklapte wie de kunstenaar was van het filmpje dat ik liet zien. Dat hadden de leerlingen niet in de gaten maar ik vroeg dus niet meer na het tonen van dit filmpje; “Door welke kunstenaar zijn deze werken gemaakt?’
Toen ik dit achteraf aan Menno meldde, zei hij dat hij had verwacht dat 2/3 van de klas het waarschijnlijk had geweten.
We zullen het nooit weten Cor.
En Til wees er dus terecht op dat ik dat soorten elementen mee moet nemen en de setting van het onderzoek kenmerkt.
Dat had je natuurlijk kunnen voorkomen door ruim vooraf goed rond te kijken in de klas en met de docent te bespreken wat zijn van mij weten.
Goede tip Piet.
Til vroeg ook nog of ik een verschil merkte tussen meisjes en jongens. En daar kon ik geen antwoord op geven. Ik heb simpelweg die scheiding niet gemaakt in het kijken naar de werken.
En heb je verder nog met Til gehad over de vergelijkingen die zijn gemaakt met hun werk?
Ja. Til verwacht dat als ik de kinderen de keus laat tussen het bekijken van jouw werk (de echte opvolger) of waar het op lijkt, dat ze voor het laatste gaan.
En wat denk jij?
Dat verwacht ik ook.
En waarom denk je dat?
Omdat ik denk dat ze nieuwsgieriger zijn naar een werk van een bekende kunstenaar dat lijkt op hun eigen werk dan dat ze nieuwsgierig zijn naar hoe hun eigen werk lijkt op het echte werk van jou.
En waarom dan?
Omdat ze zich in het eerste geval meer verbonden voelen en meer kunstenaar voelen omdat hun origineel lijkt op een echt kunstwerk dan dat ze hun werk vergelijken met jouw origineel en concluderen dat het goed of minder goed lijkt. In het laatste geval wordt het toch meer een goed/fout spelletje.
En hoe wil je dat gaan testen?
Door de leerlingen van de groep van Kim, waarvan het werk is vergeleken, te vragen welk werk ze in het echt willen gaan bekijken; jouw originele opvolger of het werk dat lijkt op hun werk.
En wat doe je met leerlingen waarvan geen vergelijkingen zijn gemaakt?
Die laat ik met de computer en de ingrediënten van jouw werk een opvolger maken en stel ze daarna die vraag.
En wat doe je met de groep van Menno?
Die vertel ik eerst wat Carel Blotkamp van de tekeningen vond en vraag ze vervolgens wie er met de computer en de ingrediënten van jouw werk een opvolger wil maken.
Precies! Til dacht ook niet dat de variatie en dus de mogelijke vergelijkingen van de groep van Menno zo groot is als bij de groep van Kim.
En?
Dat klopt inderdaad. Zal ik ze eens laten zien?
Graag.
Beduidend minder variatie. Maar over het algemeen wel meer ‘in de geest’ van jouw werk.
Ik moet hierbij wel aangeven dat ik ze gezegd had dat ze alleen met papier mochten werk, dus niet op de computer. En wat opviel was dat veel leerlingen direct met de lineaal aan de slag gingen.
Dat is inderdaad goed te zien. Veel werken zien er heel strak uit.
En heb je deze groep ook gevraagd waarom ze het werk zo gemaakt hadden?
Jazeker. Maar dat vertel ik je morgen. Ik wil even verder met Til. Ik vertelde Til dat nadat ik ze had gevraagd (en gefilmd) waarom ze hun werk, als Piet Mondriaan, zo gemaakt hadden er te weinig tijd was voor een feedback sessie. Waarop Til adviseerde dit wel te doen. Waarop ik Til vertelde dat ik ze de criteria die uit de feedback sessie met de groep van Kim kwamen had gegeven voor degene die in de resterende tijd nog een opvolger wilde maken. Een klein aantal ging daarmee aan de slag. Voor de overigen gaf ik de volgende twee opties:
Ik vroeg ze ‘Wat hebben jullie geleerd?’ gaf ze allemaal een post it en vroeg ze in stilte nadenken en deelde de vrijwillig aangereikte antwoorden plenair door de post-it’s in te nemen en ze hardop voor te lezen.
En?
Dit zijn de resultaten:
ik heb geleerd dat je kan spelen zeg maar met kunst en ik vond het heel leuk
dat je eerst moet nadenken en niet meteen kan beginnen
dat ik een mooi schilderij had en dat we een kunstwerk kunnen maken
iedereen was rustig en ik heb geleerd voor iemand een schilderij te maken
de klas wist veel dingen en het was leuk en gezellig. we hebben getekend en ik heb veel geleerd. leuk!
dat je van de geschiedenis hebt geleerd!
dat je op veel manieren apstrakt kan schilderen/tekenen
dat ik iets van kunst weet! en dat ik weet dat niks lelijk is
alles was leuk. alles was leerzaam. al hou je niet van tekenen tog is je tekening iets waard. goede uitleg en niet alles is iets.
dat werk kan overgaan in ander werk
dat niet alles iets hoeft te zijn
dat we mochten tekenen. En dat er verschillende tekeningen zijn van andere kinderen. En we heel veel kleuren mochten gebruiken . En ook minder kleuren.
Dat alles wel een beetje kunst is en dat er allemaal vormen door elkaar en los van elkaar kunnen zijn en het mag echt en nep zijn.
Hoe je kunt leren iemand anders te zijn. Over hoe je kunt leren te denken over de kunst.
Ik vond het leuk en interessant!!
hoe ik dengte en mijn creatiefitijd
het geheim van Kunst
ik heb geleerd dat niks lelijk is en dat je ook dingen kunt maken die niet bestaan
dat het niet mooi of lelijk en dat alles kan
dat ik niet alleen een ding te maken. en met 4 kleuren hoef te gebruiken
ik vond het heel leuk omdat: we een vervolg gingen maken van één schilderij. Dat vond ik best cool.
dat dingen in elkaar makkelijk kunnen overlopen. en les kan ook heel erg veel leuker
Dag Piet. Had ik je al eens verteld dat ik een half jaar geleden een heel leuk en leerzaam gesprek had met een docent van HKU over mijn afstudeerproject?
Nee dat geloof ik niet.
Til Groenendijk heeft een Master Kunstgeschiedenis is werkzaam bij HKU als senior docent vakdidactiek, is docent didactische cursus voor HKU en docentenonderzoeker kunsteducatie & creativiteit in het voortgezet onderwijs bij kenniskring Lectoraat Kunsteducatie. En Til wist mijn energie toen goed te sturen en hielp “de Ferrari zonder stuur” zoals iemand mij ooit noemde, prachtig op de weg. We spraken over het A La model van veel kunst educatieve toepassingen. Het namaken van een kunstwerk gaat vaak alleen over het medium en de vorm.
Om mijn ontwerp uitdaging uit te leggen liet ik Til toen dit plaatje zien:
Het geeft mooi aan wat de huidige situatie is. Kids zijn wel degelijk nieuwsgierig. Ze willen weten wat er achter dat rooster zit.
Maar als je uitzoomt zie je de werken hangen die het af moeten leggen tegen een ventilatie rooster. Waarom? Omdat ze niets weten over de inhoud, niet nieuwsgierig gemaakt zijn en er dus langs rennen of denken “pffffff dat kan ik ook”.
Als je kids wilt leren kijken naar kunst moet je ze meenemen in de inhoud. Til kwam met een fantastisch voorbeeld van fotograaf Rineke Dijkstra.
“In I See a Woman Crying (Weeping Woman), Dijkstra used Picasso’s The Weeping Woman (1937) in the Tate Liverpool as the distraction device for a group of English schoolchildren, who were asked to describe what they saw in the painting which never appears on screen.”
Waardoor ik weer moest denken aan Man bijt Hond waarin kinderen uitleggen wat ze zien terwijl ze naar wereldberoemde werken kijken.
“Ik zie bladeren ik zie voedsel ik zie………”
Tussen november 2015 en dinsdag 10 mei 2016 is er veel gebeurd. Afgelopen dinsdag praatte ik Til bij en leerde ik weer veel van Til…en hadden we ook gewoon een hele gezellige avond.
Niet onbelangrijk.
Zeker niet. Zo’n avond waarvan je energie en inspiratie krijgt. Vorige week dinsdag had ik het met Til o.a. over het model van Emiel Heijnen, een model dat zij ook goed kent.
Wat was haar kijk op het model?
Til gaf me een mooi voorbeeld om de zogenaamde affinity space van mijn 10 jarigen in kaart te brengen.
Affinity space? Dat moet je me nog even uitleggen.
Emiel Heijen zegt het mooi: “Jongeren putten uit de culturele wereld om heen heen en dan vooral uit de populaire cultuur. De wereld van internet, tv, reclame, film, muziek en games is toegankelijk, veelzijdig en aantrekkelijk en vormt daarmee een rijke inspiratiebron.” Als jongeren zich met anderen verdiepen in een deelaspect van de populaire cultuur wordt dat door James Paul Gee een affinity space genoemd. Volgens Gee bieden affinity spaces krachtige leermogelijkheden omdat het ontmoetingsplaatsen zijn voor mensen met vergelijkbare interesses en vaardigheden. Til vertelde me dat het door de leerlingen laten maken van een foto van hun kamer een mooi beeld geeft van hun interesses en vaardigheden; de spiegels van hun affinity spaces.
Vervolgens stelde Til voor nog een stukje van John Dewey te lezen.
Maar daar heb me me al eerder over verteld. Dat kenners in het model van Heijen de uitgangspunten van Dewey (1902!) en Tyler (1949) herkennen. Moesten volgens die twee onderwijsdoelen niet gebaseerd zijn op: de leerling, gespecialiseerde kennis en de samenleving.
Je hebt een uitstekend geheugen Piet. Heijnen voegde daar ‘de sociaal-culturele context’ aan toe. Ik liet Til deze zien, die ik snel uit mijn tas had gepakt:
Waar had je die vandaan dan?
Het is de eerste tekst die in ‘Remix je curriculum!’ van Heijnen staat.
Dat begon dus goed.
Til vervolgde dat ze vond dat Dewey ook een hele mooie opvatting heeft over kunst als een ervaring. Wat ze als “best een lastige” benoemde want, vervolgde ze “door het modernisme heeft de beeldende kunst zich heel erg verzelfstandigd, is geïsoleerd geraakt van de samenleving. Door de komst van musea, de galeriewereld. Eigenlijk vrij recent. Als je kijkt in de geschiedenis is dat nog geen twee honderd jaar. Esthetica is nog geen twee honderd jaar oud. Dus denken over kunst zoals wij dat nu doen is relatief jong. Dewey grond zijn denken heel sterk in twee poten. Wij zijn mensen. Wij zijn afhankelijk van de omgeving waarin wij functioneren. Daar doen wij onze ervaringen op. En interactie met anderen. Interactie met de omgeving en interactie met anderen. Dat zijn onze ervaringen. En we hebben weliswaar kunst in apart domein gezet maar kunst is er altijd geweest alleen heette het toen geen kunst. En Dewey zegt het nog wat scherper, in die zin, dat mensen soms ervaringen opdoen die zich onderscheiden van alledaagse ervaringen en vaak zijn dat esthetische ervaringen. Dewey koppelt dat niet alleen aan ervaringen met kunst, die zijn heel specifiek esthetisch, maar iedere ervaring die een bepaalde kwaliteit heeft en die leidt tot betekenisvorming, ziet hij als een ervaring met een esthetisch element. Bij de professionele kunst zit je al snel in de high art maar kinderen die niets met high art hebben, hebben ook esthetische ervaringen op allerlei gebieden.
Interessante kijk van die Dewey…en mooi uitgelegd door Til!
En getriggerd door de opmerking dat ook kinderen esthetische ervaringen hebben gaf ik het voorbeeld van Brian Eno. Hij gaf de volgende definitie van kunst:
Art is everything that you don’t have to do.
Eno: “Wat ik daarmee bedoel is dat er bepaalde dingen zijn die je moet doen om in leven te blijven. Je moet eten maar je hoeft geen cake te decoreren. Wij maken van ons eten soms een ingewikkelde, gestileerde activiteit.
En wat dacht je van kleding. Die heb je nodig. Maar je hebt geen Dior jurk, Doc Marten laarzen of Chanel jas nodig om te overleven. Dus, nogmaals we hebben een essentiële behoefte – onszelf kleden – maar we stileren, verfraaien en versieren.
En beweging. We moeten bewegen. Maar we hebben niets aan de Rumba, Tango en de Charleston. Dus zelfs iets zo eenvoudig als beweging weten wij mensen te stileren in verschillende vormen.
En met communiceren is het al niet anders. We moeten communiceren want we werken en leven samen. Maar ook hier doen we veel meer dan alleen maar communiceren: we schrijven epische gedichten, popsongs en symfonieën en reclame enzovoort enzovoort. Dus ook met communiceren doen we veel extra dingen dan alleen communiceren.
Wat dus kenmerkend is, is dat het allemaal gestileerd is. En niet zomaar willekeurig. Wij geven veel over wat we doen. Er zijn mensen die zeggen – ‘Daar wil ik nog niet dood in gevonden worden’. Of: ‘Ik denk niet dat ik zonder mijn Bjork albums kan leven’. Of dingen als: ‘Welke kleur zal ik mijn haar verven? Het is een echte crisis.’ Dus mensen investeren veel van hun denken in hoe ze zichzelf stylen. En, in feite laten we dat elke dag zien. Niemand is hier willekeurig gekleed en niemand heeft een willekeurig kapsel.”
Waar heb je dat nu weer vandaan?
Als je zin hebt kunnen we hier de hele lecture luisteren en lezen.
Oke. Til vervolgde dat onderzoeksmatig er een ‘hangding’ zit in de definitie van betekenisvol. Waarop ik het model van Heijnen erbij pakte en liet zien dat het centrale gebied in Heijnen’s vendiagram de (ideale) ruimte is waarin betekenisvolle verbanden tussen social-culturele thema’s, professionele kunst en populaire cultuur worden gelegd.
Heijnen noemt ‘betekenisvol’ een sleutelbegrip: het impliceert namelijk dat verbindingen tussen de drie domeinen een logische samenhang moeten hebben.
Waar Til aan toevoegde “het liefst vanuit een affiniteit of een sturing vanuit de jongeren zelf”.
En heb je Til verteld over je playtests?
Jazeker. Ik heb haar alles laten zien inclusief wat er gebeurde door interventies van lezers van mijn blog en natuurlijk de feedback van Carel Blotkamp.
Kende ze Blotkamp?
En of. Til is als enige van haar lichting cum laude afgestuurd aan de VU en ontving daarom haar bull van de hoogleraar, Blotkamp. Til en ik vinden het allebei een geweldige man. Waar Til aan toevoegde; “omdat hij zelf ook maker is, kon hij best wel goed overweg met mensen die ook vanuit het makerschap kunstgeschiedenis beschouwen. Hij begreep het makerschap ook. Mensen die alleen kunstgeschiedenis studeren, missen eigenlijk de affiniteit met het maken. En dat is toch wel een ding merk ik…..Ik merk dat mijn studenten kunstgeschiedenis gaan geven…dan gaan ze in een bepaald soort van modus zitten dat ze iets gaan behandelen. Dan krijg je een aantal wetenswaardigheden die ze dan gaan uiten maar het werk dat dan zichtbaar is daar kunnen ze eigenlijk niet de verbinding mee maken. Voor mij ligt nu heel erg de focus op hoe zuig je mensen de kunstwerken in. Ja, dat is jouw ding ook!”
Ze zegt dus eigenlijk dat jij, ook als maker, de kinderen in mijn werk wil zuigen.
Precies Piet. Ik probeer door gebruik te maken van spelprincipes en nieuwe technologie (de culturele wereld van de leerling) ze iets te leren door ze iets te laten maken dat voortkomt uit de praktijk van een kunstprofessional.
En volgens mij combineer je daarbij mijn praktijk en jouw praktijk als kunstprofessional.
Precies!
En hoe zit het dan met Heijnen’s domein van ‘de brede sociale en culturele context’?
Dat vind ik nog een lastige. Maar volgens mij gaat dat over onderwijs en leren. Maar enfin. Ik vervolgde het gesprek met Til met dat er tijdens de playtesten iets heel interessants gebeurde waar ik heel enthousiast over was en dat ik, toen ik dat aan Blotkamp liet zien, hij helemaal niet zo enthousiast was. Waarop Til vroeg “Want? Dat vind ik interessant. Ik merk dat ik in sommige dingen best een beetje, ik denk niet rigide, maar wel dat ik vind dat met het omgaan met kunst, kunst ook zijn werk moet kunnen doen. Het kunstwerk zelf moet zijn werk kunnen doen. Dat vind ik wel een belangrijk ding.”
Precies. Dus dat vertelde ik Til in het kort waarop ze aanvulde dat toen ze mijn spel in november 2015 zag;
ze dacht “pas er voor op om de suggestie te wekken dat je op deze manier Mondriaans kan maken. Maar dat het recht doet aan het werk en de worsteling die hij heeft doorgemaakt. Zo’n werk maak je niet zomaar. Dat is een lange weg geweest voordat hij die stappen kon zetten. Die kun je hier nu makkelijk nadoen maar, maar ben je daar dan mee bezig. Maar daar ben ik soms een beetje rigide in.
Ik begrijp heel goed wat Til hier bedoelt.
Waarop ik haar antwoordde dat ik het nu ook zo lastig vond, nadat ik zoveel meer over jou en je werk heb geleerd, om dat onderdeel een plek in mijn onderzoek geven. Want hoe maak ik de leerlingen nu nieuwsgierig naar jouw werk.
Dat heb je volgens mij gedaan door ze uit te dagen om, vrijwillig, een opvolger op mijn voorgaande werk te maken.
Klopt. Dus liet ik Til deze zien:
En die vond ze prachtig! Een hele mooie manier manier om jouw ontwikkeling te laten zien. En ik legde haar mijn strategie uit. Dat ik de kinderen, voordat ik ze de opvolger liet maken, eerst ‘aan’ wilde zetten.
Wat bedoel je daarmee?
Nieuwsgierig maken.
Oh ja en dat deed je door te vragen wie de kunstenaar was.
Precies. En, heel essentieel, ze te vragen wie er mee wilde doen. Een van de vier kenmerken van een spel die Jane MacGonigal benoemt in haar boek ‘Beter dan Echt’;
vrijwillige deelname
duidelijk doel
regels
feedback
Of zoals je me laatst vertelde “een vrijwillige poging tot het overwinnen van een overbodig obstakel”. Van wie was die ook alweer….was het Suits?
Heel goed Piet. Uiteindelijk wilde ze allemaal meedoen.
Maar je gaf ze de keuze.
Dat zei Til ook. En ze was, net als ik voor de playtest, nieuwsgierig naar de zoektermen. Dus deelde ik die met haar. Waarop ze vroeg waarom ik wilde weten hoe ze zouden zoeken. Of ik ze nieuwsgierig wilde maken. En dat was precies wat ik mee wilde bereiken. Vervolgens liet ik Til zien dat ik dit werk, na het filmpje waarin jouw werken zo mooi in elkaar overvloeien, op het scherm in de klas liet staat. Waarop Til antwoordde; “Het grappige is, wat er gebeurt nu met het kijken naar dit werk, dat door die vorige film waarin alles in elkaar overvloeit, gaat deze ook bewegen….en volgens mij zien kinderen dat ook.” Toen liet ik Til het werk van de kinderen zien met hun eigen commentaar eronder, die ik een dag na de playtest in de klas had laten zien.
Ze concludeerde uit het voorgaande dat ik , bijvoorbeeld in mijn contact met Blotkamp een bepaald inzicht hebt gekregen waarop ik weer een beslissing heb genomen om een bepaalde kant uit te gaan.
Ik ben dan ook heel nieuwsgierig naar de playtest met de andere klas.
Kom ik nog op terug Piet. Til vervolgde; “die bepaalde kant uitgaan levert iets op. Bij de ene groep levert het op dat ze kennelijk in staat zijn toch te zien welk werk meer en welk werk minder relevant is als volgende stap voor Mondriaan en dat ze op basis daarvan andere keuzes kunnen maken.” Til adviseerde me af en toe boven de materie te hangen en kort te beschrijven wat er gebeurt.
Volgens mij ben je dat nu precies aan het doen door het mij te vertellen.
Ja maar Til bedoelt ook dat het gaat om welke vragen het bij mij oproept. Wat er bij mij gebeurt. En wat voor consequenties dat heeft voor de stappen in mijn onderzoek. Wat ik negeer en welke mooie ongelukjes ik gebruik. Daar moet een kritische component inzitten. Zoals ik van kunsthistorici zoals Carel en Til terug kreeg dat het kunsthistorisch hier en daar rommelt. En dat ik die ook moet kunnen en willen horen en serieus neem. Tegelijkertijd vond Til het mooie dat het doel “Hoe krijg ik jongeren zo gek, in dit geval 10-jarige jongeren, dat ze zich afvragen waarom doet Mondriaan dit zo?” Til adviseerde me om, vanaf het moment dat ik vorig jaar de allereerste playtest deed en wat dat bewerkstelligde, er even boven gaan hangen en mezelf de vragen te stellen die ik me sindsdien heb gesteld en tot welke stap heeft dat geleid. Even uitzoomen, wat voor input heb ik gehad? Omdat, zo zei ze, ik iemand ben die enorm in het doen zit. Dus het goed is om af en toe even uit te stappen en te kijken welke vragen ik heb.
Boven de materie hangen. Mooi! Ik doe niets lievers.
In het kort bedoelt Til een kritische reflectie, een meta-reflectie. Til vervolgde; “het grappige met jouw onderwerp, het gaat over Modernisme, die hebben de breuk met het verleden, die zijn gaan zoeken naar manieren van werken waarbij die traditie en culturele bagage die er was en ontzettend geënt was op die representatie, hoe ze die kwijt konden raken. Ze waren geïnteresseerd in werken van geesteszieken, primitieve kunst en kinderkunst. Ik denk dat deze 10-jarige kinderen ook kunnen begrijpen dat deze kunstenaars wilden breken met iets. En als je werk laat zien van Bouguereau, halverwege de negentiende eeuw, die bracht goud op met zijn nimfen en blote vrouwen in het water. Dat was, zeg maar de Salon norm. Wat die Modernisten deden werd in een kleine kring belangrijk gevonden maar de grote gemene deler vond het helemaal niks.”
Daar weet ik alles van.
Til denkt dat die kinderen dat ook best kunnen begrijpen. Dat deze kunstenaars wel hun nek hebben uitgestoken. Wat wel lastig is, zo vertelde ze, is de ontwikkeling van het esthetisch oordeel van deze groep kinderen. En, het kan best zijn dat mijn onderzoek iets anders uitwijst, het lastige van wat het niet doet, dat het vooral nog heel sterk een vorm invoelen is. Het vermogen om vormen abstract te zien, als een abstracte entiteit is iets wat verondersteld wordt dat eigenlijk veel later in de ontwikkeling begrepen kan worden.
Moge Cor. Hoe was je vrijdag de dertiende. Ik wist nog van een van je verhalen dat je niet zou komen maar gelukkig kon ik nog nagenieten van de tekeningen van de kinderen uit de groep van Juf Kim. Kunnen we die niet hier in het museum hangen, ik werd er helemaal vrolijk van.
Piet ik was ook erg onder de indruk en misschien nog het meeste van het feit dat meer dan de helft van de leerlingen na de eerste tekenronde (25 minuten) teleurgesteld was dat de tijd om was en vroeg of ze nog door mocht tekenen. Ik besprak dat met Juf Kim en zij vond dat goed, dus mochten ze in de middag nog verder tekenen. En zelfs nu zijn er nog leerlingen die verder willen werken aan hun abstracte kunstwerken. Geweldig toch. En wat betreft hun werken in het museum, dat zal ik woensdag aan Mondriaankenner Carel Blotkamp vragen.
Hoe dat zo?
Ik zie Carel woensdag weer en neem dan alle tekeningen mee en vraag commentaar te geven en of we niet een interessant project kunnen doen om de tekeningen in het museum te krijgen. Ik heb er al een leuke naam voor bedacht; Mondriaan je jezelf het Museum in.
Maar hij werkt toch niet hier in Boijmans?
Nee dat klopt maar hij gaat volgend jaar wel alle, ja alle werken, een nieuwe plek geven en van nieuwe teksten voorzien. Ik geloof dat het wel zo’n 350 werken zijn.
Dat is een enorme klus. En dan bestaat de kans dus dat mijn werk ergens anders komt te hangen?
Piet ik geloof zelfs dat dit werk van jou op reis gaat.
Oh. Waar naartoe dan?
Volgend jaar is er een tentoonstelling van jou en Bart van der Leck in het Haags Gemeente Museum en waarschijnlijk komt bovenstaand werk daar met de vier anderen werken die jij in 1917 in serie maakte na deze;
bij elkaar. Gelukkig is dat pas volgend jaar. Ik had toch raar staan kijken als ik met de leerlingen naar je toe was gekomen hier in Boijmans en jouw werk verdwenen was.
Maar Cor dat is toch geen probleem meer. Je hebt inmiddels zoveel ‘Mondriaans’ verzameld, dat wordt nog lastig kiezen.
Hahaha. Nou daar zeg je wat. Ik ben nog hard aan het denken wat ik de kinderen ga laten doen als ik met ze bij je op bezoek kom om je werk uit 1917 te bekijken. Ze zijn inmiddels namelijk reuze nieuwsgierig.
Kun je niet iets doen met het spel dat je vorig jaar maakte?
Piet! Wat een goed idee. Dat ik daar zelf niet aan gedacht heb.
Ik denk dat het een mooie en betekenisvolle volgende fase is in het maken van en kijken naar mijn werk. Hoe werkte dat spel ook alweer?
Bam! (zou mijn vriend Daniel zeggen) die komt even binnen Piet. Weet je waarom?
Nee vertel.
Nou omdat dat spel een werkelijk geweldige ‘vervanger’ voor jouw werk zou zijn als dat op reis is naar Den Haag.
Leg uit.
Ik zie het zo voor me. Jouw werk vervangen we door een zogenaamde touch screen monitor waarop jouw werk te zien is:
En zodra de mensen voor het werk staan, verschuiven alle rechthoekjes op drie stapeltje naar links en verschijnt de tekst: Maak je eigen Mondiriaan.
Of “Mondriaan jezelf het Museum in”.
Hahahaha. Piet je hebt weer goed geluisterd.
Cor, ik luister altijd goed als jij wat zegt.
Zoiets:
Ja. En dan?
Als toeschouwers niet al begonnen zijn met het verschuiven van de rechthoekjes, verschijnt er:
En als dat nog niet genoeg aanzet tot het maken van je eigen Mondriaan dan komen er reeds gemaakt voorgangers voorbij die mooi in elkaar overvloeien zoals deze:
Zo Ruth is enthousiast.
Wat een creativiteit. Ik zou het zelf ook wel een keer willen proberen.
Goed nieuws Piet. Ik heb een zogenaamde i-Pad bij me en daar kun je het op proberen.
Zouden de lezers van je blog het ook niet leuk vinden om te proberen?
Goed idee Piet. Ik kan hun hulp heel goed gebruiken.
“Beste Lezer van dit blog,
Ik zou je heel dankbaar zijn als je, in het kader van mijn master kunsteducatie, mijn prototype wilt testen. Ik wil je vragen om een Mondriaan te maken en “jouw” Mondriaan (in de vorm van een schermopname) naar mij te mailen (cornoltee@mac.com). Ga voor het spel naar:
Druk op de Windows-logotoets +PrtScn. Of druk op de Windows-logoknop + de knop Volume omlaag als u een tablet gebruikt.
Het beeld wordt tijdelijk gedimd, terwijl het scherm wordt gekopieerd en als een bestand wordt opgeslagen in de map Schermopnamen (die zich in de map Afbeeldingen bevindt).
Mac gebruikers:
cmd+shift+3: een screenshot van je hele scherm.
cmd+shift+4: als je deze toetsencombinatie gebruikt kun je met je muis een vak selecteren om hier een screenshot van te maken.
Standaard worden de screenshots op je bureaublad geplaatst, met de naam Schermafbeelding {datum} om {tijd}.png.
Moge Cor. Nog steeds bruin maar ook nog steeds een bult op je rug 🙂 Je liet me gisteren even snel de inhoud zien van je tas voordat je je playtest ging doen.
Ja je sleept wat mee.
Maar waarom heb je dit nog steeds allemaal bij je?
Omdat ik straks nog een playtest ga doen, op dezelfde school, zelfde leeftijd maar andere groep.
Aha. Maar vertel eerst nog even hoe het gisteren ging.
Ik was er gisteren om 10.15 en had rustig de tijd om mijn computer aan te sluiten met mijn apple-beamer tussenstukje, mijn videocamera met microfoon op mijn spinstatief te monteren (deze was ik de vorige keer vergeten) en mijn pointer-clicker met mijn computer te verbinden. Om 10.30 kwamen de leerlingen binnen en dat was heel leuk want iedereen kende me natuurlijk. Ik gaf iedereen een hand en begon met ze te bedanken met hun werk en dat ze me zo ongelooflijk geholpen in mijn onderzoek. Dat ik zonder hun nooit zover gekomen was waarop een jongen vroeg “Hoeveel procent ben je verder gekomen?”
Hoe oud waren die leerlingen ook alweer?
9 en 10 jaar Piet.
Enfin ik antwoordde dat ik zonder hun 0 % verder was gekomen en met 100 % verder was gekomen waarop de klas zelf spontaan begon te applaudisseren. Echt hilarisch. Vervolgens vertelde ik ze dat ik hun tekeningen aan Mondriaan-kenner Carel Blotkamp had laten zien; “de meneer in Nederland die het meeste verstand heeft van Piet Mondriaan.”
En hoe reageerden ze daarop?
Nou daar werden ze heel stil van. En ik vervolgde dat Carel er een paar best op jouw werk vond lijken en een paar die er wat minder op leken maar die dan wel op andere kunstwerken leken. En ik vertelde ze dat Carel Blotkamp twee tips had en dat we met die twee tips aan de slag gaan om een betere opvolger te maken op dit werk:
De eerste tip van meneer Blotkamp was dat ze zelf door goed te kijken, naar elkaar te luisteren, elkaar waardevolle ‘feedback’ zouden kunnen geven die ze in staat zouden stellen een betere opvolger te maken.
Feedback? Dat woord kennen ze toch niet?
Dat vroeg ik ze dan ook eerst.
En?
“Dat je ergens op reageert, commentaar geeft.” zei een leerling.
Mooi!
Toen vertelde ik ze dat ik ze nog een keer het filmpje ging laten zien en dat Carel me deze tip had gegeven aangevuld met dat ze goed naar het filmpje moesten kijken, wat er gebeurt, wat er verandert, wat ze opvalt. En toen kregen ze een notitieblokje waar ze aantekeningen in mochten maken. Ik maakte de vergelijking met een detective die aantekeningen maakt in zijn boekje. Ik starte het filmpje met als aanvulling dat het werk verandert van realistisch naar abstract om nogmaals te herhalen wat dat ook alweer was, abstract. Ik herhaalde de definitie van de vorige keer van een van de leerlingen: “iets waar nergens op lijkt maar wel mooi is.” en wees glimlachend naar hem waarop hij met een trotse blik antwoordde. Ik liep naar mijn computer om het filmpje te starten en herhaalde nog een keer; “Kijk goed naar wat er gebeurt, wat er verandert.”
Kunnen ze dat wel, schrijven en kijken tegelijk?
Piet daar heb je inderdaad een punt. Ik heb de videobeelden terug gekeken en daar zie je leerlingen of met aandacht kijken of met veel aandacht schrijven. Een volgende keer geef ik de boekjes nog niet en laat ze alleen maar kijken en achteraf opschrijven.
En toen?
Toen vertelde ik ze dat zij nu Piet Mondriaan waren en dat ik ze aan aantal tekeningen ging laten zien die zij de vorige keer gemaakt hadden, met de vraag; “Waarom is deze tekening (die ik dan op het scherm liet zien) een goede opvolger op deze?”:
Ik vroeg ze om zoveel mogelijk redenen te bedenken waarom zij, als Piet Mondriaan, vonden dat die tekening een goede opvolger was.
En moesten ze dat alleen doen of met een groepje?
Piet, dat was precies een vraag van een van de leerlingen. En deze playtest was het individueel. Maar de volgende probeer ik het als groepje.
Maar enfin. Ik liet ze deze zien:
En vroeg ze waarom zij, als Piet Mondriaan, dit best een goede opvolger vonden. En liet ze nog even kort de voorganger zien:
Om vervolgens weer terug te gaan naar:
Kijk Piet daar heb ik dus die pointer-clicker nodig voor nodig. Ik kan dan namelijk op afstand mijn presentatie bedienen. En dus even snel wisselen tussen de afbeeldingen als ik denk/voel dat dat nodig is.
En hoe ging dat?
Prima. Iedereen was serieus aan het kijken of schrijven. En een een leerling stelde de vraag wat je moest doen als het zijn eigen tekening was.
Goede vraag.
Zeker. Ik vertelde hem dat hij moest proberen te kijken als Piet Mondriaan en of het dan een goede opvolger zou zijn.
Ik ben nu wel heel benieuwd wat er uit die “feedback” sessie is gekomen.
Dat geloof ik maar ik moet nu echt gaan voor de volgende playtest.
Dag Cor. Zo ik herkende je bijna niet met je bruine hoofd en die bult op je rug.
Hahaha Piet. Dat hoofd is van het lezen en praten in de zon. Lezen over het model van Emiel Heijnen en praten over het model van Emiel Heijnen. Gisteren ben ik kritisch bevraagd door mijn vriend Jerry en hij koppelde dit aan me terug:
“Hi Cor,
Dit is wat ik heb begrepen van ons gesprek.
Door je verleden als geëngageerd kunstenaar zag je dat kinderen van ongeveer 10 jaar geen betekenisvolle verbinding leggen/kunnen leggen met moderne abstracte kunst. In het model van Emiel Heijnen herken je veel aspecten van jouw wereld en met dit model kun jij deze aspecten nu benoemen.
Jouw onderzoeksvraag:
Hoe kan ik kinderen van 10 jaar een betekenisvolle verbinding laten leggen met abstracte kunst. (Vraag: is betekenisvolle verbinding niet dubbelop? Kun je echt een verbiding leggen als het geen persoonlijke betekenis voor je heeft?)
Jouw centrale vertrekpunt is het model van Emiel Heijnen. Het model beschrijft een aantal ontwerpprincipes en uitgangspunten die niet automatisch aansluiten op jouw doelgroep en de professionele kunstenaar (Mondriaan) die je gebruikt. De vraag die we ons stelde vanochtend was:
– ga je een nieuw model ontwikkelen aangepast op jouw doelgroep;
– gebruik je het originele model en pas je het waar nodig aan?
We hebben geconcludeerd dat je in het kader van je afstudeeropdracht het originele model gebruikt om te komen tot een manier/werkwijze/format om 10-jarigen die verbinding met abstracte kunst te laten maken.
Inhoudsopgave scriptie:
1. Inleiding waarin je jezelf voorstelt als kunstenaar en aangeeft waarom je dit onderwerp hebt gekozen
2. Uitleg model met definities en de verbinding naar jouw doelgroep, affinity spaces en gekozen professionele kunstenaar
3. Onderzoeksresultaten
4. Conclusie
Volgende stap is of film een geaccepteerd alternatief is voor een geschreven scriptie en waar die film dan aan moet voldoen.
Schiet er maar op,
Jerry”
Hele knappe samenvatting van ruim drie uur gesprek.
En wat bedoelt hij met geëngageerd kunstenaar?
Eigenlijk hoort daar nog een woordje tussen; sociaal. Dat leg ik je morgen uit.
Maar Cor wacht even. Wat zit er allemaal in die bult?
Goed Piet. Gisteren had ik een interessant gesprek met Carel Blotkamp, kunstenaar, kunsthistoricus en Mondriaankenner. Ik sprak hem al eerder naar aanleiding van een boek dat ik van hem gelezen had en had hem gevraagd of ik met hem mijn vorderingen kon bespreken. En dat was heel leerzaam. Carel is een wandelende (en fanatiek skiënde) kunstencyclopedie, maakt zelf ook echt prachtig werk en zijn feedback op mijn werk was zeer waardevol. En ik ga altijd de deur uit met een veel waardevolle en bruikbare tips. Zo wees Carel me op het boek ‘De Hut van Mondriaan’ een rijk geïllustreerde boek dat het verhaal van jou in het Gooi vertelt gedurende de Eerste Wereldoorlog: wie jij ontmoette, waar je woonde en werkte, en je rol bij het oprichten van de kunstbeweging De Stijl.
Staat ‘mijn’ huisje er nog dan?
Jazeker. De Dooyewaard Stichting heeft enige jaren geleden het perceel aan de Schapendrift 73/75 in Blaricum verworven met daarop drie oorspronkelijke ateliers/hutten, aangekocht door de kunstschilder Theo Lohmann.
De eerste aankoop in 1922 was een houten hut “La Petite Espinette”, een als atelier in gebruik bijgebouw van Huize Parva gelegen nabij de Torenlaan (thans Heideweg 10). In 1924 werd het tweede pandje aangeschaft. Dit was een atelier dat in Laren stond, waar o.a. Ferdinand Hart Nibbrig en Anna Sluijter in gewerkt hebben. Tot slot werd in 1927 de derde aankoop gedaan: één van de oude hutten van de voormalige kolonie uit het zogenaamde Humanitaire Bosje van het terrein van Prof. van Rees (thans in de buurt van Torenlaan 64). Een tekening uit 1917 laat zien dat jij hier die zomer gewerkt heeft.
In dat atelier werkte ik aan een appelleiboom, elke dag een streepje. Voor het eerst en vanaf dat moment voor altijd zijn mijn streepjes recht. Ik gebruik horizontaal en verticaal als op zich zelf staande elementen. Mijn ideeën over de harmonie tussen deze twee zijn verbonden aan de theosofische leer, een wereldbeschouwing waar ik me sterk door liet leiden. Er was destijds een actieve groep aanhangers in Laren en Blaricum.
En ontmoette je daar ook niet Theo van Doesburg en Bart van der Leck?
Dat klopt. Ik ontmoette in 1916 Theo van Doesburg en Bart van der Leck. Vanuit dit atelier gaven we gestalte aan het tijdschrift en de daaruit voortvloeiende kunstbeweging De Stijl.
Die belangrijk was voor de Europese avant-garde, een belangrijke periode in in de kunsthistorie.
Dat weet jij dan weer.
Wat Carel me trouwens ook vertelde is dat er in Brussel nu een Van Doesburg tentoonstelling is.
Goh. Daar zou ik graag naar toe gaan.
Dat doe ik graag voor je. Maar enfin ik liet Carel het filmpje zien wat ik ook de kinderen had laten zien.
Waarop hij nieuwsgierig was geworden naar wat de kinderen hadden gemaakt. Dus liet ik hem eerst de losse tekeningen zien.
Zo vond Carel deze:
“best goed getroffen..het wordt alleen meer Miro dan Mondriaan maar het is toch wel bijzonder gedaan. De rondingen is een nieuwe ontwikkeling maar de verdeling is eigenlijk heel goed.”
Verder had Carel de indruk dat ze ook bij elkaar hadden gekeken, gezien het feit dat er opvallend veel driehoekjes in de werken voorkomen. Waarop ik dit werk liet zien met het commentaar van de maker dat ze niet wist wat ze moest maken en toen maar naar de andere ‘werkjes’ had gekeken.
En bij dit werk maakte Carel de opmerking “aardig… een beetje karikatuur stijl”
Waarop ik toelichtte dat het 1 lijn is.
“…en dan een figuur in een atelier neem ik aan…is dat de schilder?”
Waarop ik het antwoord schuldig moest blijven omdat ik dat er zelf nog niet in had gezien. Carel zag er zelfs een pallet in en duidelijk een figuur…met een hand en benen. De ‘staart’ die eruit komt benoemde hij als “een beetje typisch.” En Carel vond het wel curieus dat er nog zoveel bollen en driehoeken in de werken zaten.
Zo zie je dus samen meer dan alleen.
Ja inderdaad Piet. Daar kom ik straks nog op terug.
Vervolgens liet ik hem het filmpje zien waarin ik de tekeningen combineerde met hun commentaar, hun antwoord op mijn vraag; Dag meneer/mevrouw Mondriaan. Dus dit is uw opvolger op dit werk:
Waarom heeft u dat zo gemaakt?
De toelichting “Ritsen naar andere werelden” van de maker op dit werk vond Carel heel mooi.
Dat is ook echt prachtig verwoord!
Na de Schildpaddofant stopte ik het filmpje waarop Carel zei; “Wel leuk om het commentaar te horen.”
Vervolgens vertelde ik Carel dat ik het filmpje van de tekeningen met commentaar op mijn blog had geplaatst en dat er een museumdirecteur een uur na publicatie reageerde met een email die ik hem vervolgens voorlas:
“Of deze groep 10 jarigen na de playtest Mondriaan helemaal begrepen hebben daar kun je over twijfelen, gezien de resultaten van het ‘volgende werk’.
Maar er is zeker een zaadje gepland. Dat of nu al verder kan groeien of op later leeftijd tot bloei kan komen:
Ik vertelde Carel dat ik naar aanleiding van de mail me afvroeg of ze het filmpje met commentaar had gezien en gehoord. En wat bleek ze had het filmpje op haar telefoon bekeken zonder geluid. Dus vroeg ik haar het nogmaals te bekijken met het commentaar van de kinderen waarop ik de volgende email reactie ontving:
“Dag Cor,
Hierbij nog wat gedachtes op je play test
Alleen met de afbeeldingen vond ik de werken veel dynamischer en organischer dan dat werk van Mondriaan zou zijn. Vandaar mijn reactie dat ze Mondriaan nog niet echt begrepen hebben.
Het laat echter nog meer zien hoe uniek het werk van Mondriaan is.
Het werk wat de kinderen hebben gemaakt ligt veel meer in de sfeer van de Kubisten als Braque, Cezanne en Picasso en Futuristen als Duchamp en Boccioni. Of Blaue Reiter als Kandinsky.
Dynamische lijnvoering, herhaling en in sommige gevallen nog herkenbare werkelijkheid.
De strakke geometrische lijnvoering hebben maar een paar leerlingen toegepast. Ik vind dat bijzonder opmerkelijk ondanks het geometrische voorbeeld.
Je zou alleen daar al een onderzoek op los kunnen laten, dat wij mensen blijkbaar van nature toch organische vormen kiezen boven hoekige geometrische… ??
Grappig hoe het commentaar weer een ander beeld geeft. Dat ze toch wel degelijk in de huid van Mondriaan zijn gekropen en zich een voelen met zijn zoektocht naar vernieuwing en abstractie.
Mooie uitspraken als
– Ik keek de klas rond en zag regenbogen en die heb ik meegenomen
Prachtig:
– transformeren van vorm
– alles aan elkaar verbonden al merk je dit niet
Rome was ook niet op een dag gebouwd.
Zij zijn in die 10 jaar gevormd tot wie ze zijn en leven in deze tijd, fascinerend hoe creativiteit werkt en opgebouwd is uit dat wat we weten.
Toch blijft het mij fascineren dat er maar enkele de hoekige geometrische lijnvoering hebben toegepast.
Succes met het vervolg.
Groeten,”
Vervolgens vertelde ik Carel dat ik bovenstaand commentaar, zonder haar naam te gebruiken, verwerkte in een blogpost. Om haar achteraf te vragen of ze daar mee akkoord was of bronvermelding wilde. Ze antwoordde:
“Leuk!
Nee hoor blijf graag anoniem.”
Waar ik blij mee was omdat het onze conversatie ‘zuiver’ houdt…ook voor mijn lezers.
Vervolgens vertelde ik Carel dat ik haar en nog twee mensen vroeg om de tekeningen te bekijken en aan te geven op welk werk het lijkt. En toen liet ik hem dit zien:
Ik vertelde hem dat ik dus 3 “ghostwriters” had gevraagd om, als ze een tekening op een bekend werk vonden lijken, dit aan te geven.
Waarop Carel vroeg, “Binnen Mondriaans werk? Niet binnen Mondriaans werk?” Om te vervolgen dat wat de museumdirecteur noemde hij wel heel breed vond….eerlijk gezegd. Waarop ik antwoordde dat ik haar na haar vergelijkingen ook gevraagd had om het te vergelijken met een specifiek werk en dat ik die vergelijkingen als feedback aan de kinderen zou geven. Ik las hardop voor:
Waarop Carel antwoordde dat Picasso activiteit als sieraadontwerper veel later was dus Piet dat toen (1917) niet kon weten. En toen ik hem enthousiast vertelde dat het me geweldig leek de kinderen die vergelijken te tonen was het heel lang stil. Zo lang dat ik me verplicht voelde om toe te lichten dat de teksten bij de vergelijkingen niet lang moesten zijn. Waarop Carel, na het lezen van de onderstaande tekst:
terecht wees op het feit dat Fountain pas veel later (40 jaar) die betekenis heeft gekregen. En Piet dat dus helemaal niet kan weten. Carel adviseerde dan ook dat weg te laten omdat het verwarrend is. Aanvullend stelde Carel dat “je er meer aan hebt om alleen de visuele overeenkomst te tonen.” En toen Carel deze weer zag,
stond hij op, liep naar zijn boekenkast “op zoek naar een betere…..maar misschien vind jij van niet.” Hij liet een werk zien en vulde aan met “het is misschien nog ietsje abstracter.” Wat ik ook vond. Maar wat natuurlijk wel een feit is dat ook Carel spontaan op zoek ging naar een lijkend werk. Ik had hem dat namelijk niet gevraagd. En toen we bij deze kwamen:
vroeg ik Carel of hij de Citroen DS kende van Orozco. En op zijn “nee” liet ik de 2 persoons DS zien:
Na nog wat aanvullingen van Carel sloot ik af met: “Dus dit is uhhhh wat er ontstond en wat ik interessant vind is dat mensen die er verstand van hebben ‘aangezet’ worden om op zoek te gaan naar bestaand vergelijkbaar werk en daar enthousiast uren mee bezig zijn geweest.
Ik hield reacties van mijn ‘ghostwriters’ als “ik verlies mezelf er helemaal in en ga bij elk werk helemaal op in de kunstenaars…ben al uren bezig;) heel leuk!” en “het zegt vooral iets over wat jouw spel heeft teweeg gebracht bij die kinderen, en wat een kwaliteit het heeft opgeleverd, echt geweldig!”
Waarom liet je dat achterwege?
Omdat ik het gevoel had dat Carel de vergelijkingen niet goed vond en ik me niet wilde verdedigen met positieve reacties van anderen. Maar toch niet kon laten om mijn “Het zou fantastisch zijn als….” te vertellen.
Vertel.
Ik zei Carel dat ik het fantastisch zou vinden als er een lesmethode zou zijn waarbij alle 9-10 jarige kinderen in Nederland een opvolger maken op een werk van een kunstenaar die een duidelijke ontwikkeling laat zien (zoals Mondriaan). En dat die werken in een database belanden die verbonden is met kunstkenners die vrijwillig de werken vergelijken met bestaand werk en dat de kinderen dat terug krijgen. En ik geloof dat ik Carel toen enigzins kwijtraakte. Hij vroeg zich dan ook af “wat dat zou verhelderen. Het gaf voor hem aan “hoe associatie vermogens werken. Maar of je daar nu veel wijzer van wordt? En je hebt het nu toegepast op iets abstracts maar elke kindertekening, net als elk kunstwerk, roept associaties op. Je krijgt een patroon maar of dat de willekeur ver ontstijgt, vraag ik me toch sterk af. En in ieder geval lijkt het me naar de kinderen toe vrij verwarrend. De verhalen bij de vergelijkingen leidt toch erg weg van Mondriaan en komt uit bij andere dingen. Als je het boud stelt, kun je zeggen dat de kinderen er geen snars van hebben begrepen want niemand associeert het meer met Mondriaan maar alleen nog met andere kunst. En ik vind dat eigenlijk de kinderen weer tekort doen. Want deze maker:
heeft het hartstikke begrepen. Want Mondriaan maakte later (1918) o.a. dit werk:
Dan vind ik het eigenlijk meer een zijweg om het dan te vergelijken met Sol LeWitt. Ik snap niet helemaal wat je denkt dat dan de winst of het bijzondere is. Het lijkt mij dat je in verwarrender terreinen terecht komt…met die associaties………Dus ja, maar goed misschien zit ik teveel vast in mijn kaders. Naar de kinderen toe vind ik het toch eerder verwarring scheppen dan iets anders en ik vrees naar volwassenen ook omdat ik denk van ja willekeurig wat wat een kind tekent roept weer associaties op met eerdere kunst.”
Waarop ik aangaf dat in dit geval alle kinderen wel hetzelfde gemeenschappelijke uitgangspunt hadden gehad en Carel zei: “Dus wat dat betreft is de variatie groot en wat zijn de parameters waar ze binnen blijven of overheen gaan.”
Heel interessant dus. Ik begrijp jouw enthousiasme voor wat er ontstond, een soort kunstgeschiedenis les. Maar ik begrijp Carel ook, dat het met betrekking tot de opdracht ‘Maak een werk dat volgt op dit werk:
verwarrend kan zijn. Zijn voorbeeld van die Sol LeWitt is heel scherp en geeft precies die verwarring aan.
Klopt. Helemaal. Zeer waardevol dan ook zijn feedback. Kan ik heel goed gebruiken voor mijn tweede test aan een nieuwe groep volgende week. Voor die speltest had Carel trouwens nog een hele goede tip: “Dat de analyse van hun tekeningen onderling het meest zou kunnen opleveren. Gewoon met de kinderen praten over hun werk en wat meer waarschijnlijk en minder waarschijnlijk is voor de volgende stap.” Carel ziet namelijk meer heil in het gezamenlijk analyseren van het eigen werk als voorbereiding voor de volgende stap. Want hij neemt aan dat ze daar een heleboel over kunnen zeggen, als ze niet teveel hebben afgekeken. Want dat denkt hij wel. Carel vervolgt: “De mate waarin het waarschijnlijk is dat een volgende stap er zo en zo uit ziet dat ze daar vast allemaal commentaar op elkaar hebben. Wat heel verhelderend kan zijn. En het kind wordt dan opnieuw aangesproken op zijn kijken. Ik vind dat interessanter dan dat volwassenen daar de hele kunstgeschiedenis bij halen of in ieder geval de hele moderne kunst. Maar goed.”
Want waar Carel een beetje bang voor is dat “De implicatie is het lijkt niet zo op Mondriaan maar meer op dat en dat….dus dat is eigenlijk het onvermogen van het kind om goede Mondriaan te maken. En dat is niet zo aardig. Maar wat ik wel het leuke vind is dat ze een besef krijgen van de evolutie van een kunstenaar, hoe die van het een naar het ander komt. En ik vind het ook een heel leuk idee om ze er een vervolg op te laten maken maar het interpreteren daarna wordt heel gauw toch bijna moralistisch of schoolmeester achtig als je zegt dit heb je niet goed gezien want hij deed helemaal geen driehoekjes of rondjes. Dat wordt heel gauw toch van het jongetje naast je heeft het beter gedaan want die doet alleen maar vierkantjes. Ik denk dan dat de vrijheden die ze nemen minstens zo leuk zijn.”
Carel vervolgt:
“Ik kan me op zichzelf wel voorstellen dat je ze eerst laat analyseren en commentaar op elkaar laat geven, wat wel of niet in lijn is met het werk en dat je dan daar overheen zegt van dat je het aan andere mensen hebt laten zien en die associeren het zus en zo en daar zie dan aan dat je dus op hele andere plekken kunt uitkomen. Dat scherpt ze toch in het kijken naar het eigen resultaat misschien. Maar nog even terug naar deze voorbeelden, stel zo’n kind krijgt dus terug dat waarvan ik zei goh dat vind ik verdomd goed…
Welke bedoelt hij dan?
Deze:
Carel daarover: “dan staat die Sol LeWitt ernaast.
En ja op het oog is het ietsje meer Sol LeWitt maar dan vind ik dan toch verwarrend en diffuus.”
Goed he die Carel. Zijn feedback maakt mijn volgende speltest compacter, duidelijker en meer recht doen aan de opdracht; maak een opvolger van Mondriaan. En voor de gezamenlijke feedback op elkaars werk ga ik de DasArts feedback methode gebruiken.
DasArts?
Dat leg ik je morgen uit. Ik ga nu ‘mijn’ cluppie kijken, Atletico Madrid. Die gaan zo Bayern München namelijk uit het Europese bekertournooi knallen.
Voetbal….ronde bal…groen gras. Vind alleen de witte rechte lijnen interessant. Tot morgen