Gisteren en eergisteren was ik in Parijs waar ik gesprekken had met Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Ik wilde weten waarom ze in ooit met De Stijl begonnen waren en waarom er 7 jaar later een einde was gekomen aan hun samenwerking. De vragen uit de gesprekken kwamen voort uit het model van Mihaly Csikszentmihaly.
Csikszentmilahyi heeft een model ontwikkeld met als uitgangspunt dat creativiteit het resultaat is van de dynamische werking van een systeem dat bestaat uit drie componenten: een gebied dat een symbolische structuur bevat die een persoon zich eigen moet maken om een creatieve bijdrage te leveren en het veld van deskundigen dat deze creatieve bijdrage (h)erkent en valideert. Of in Csikszentmilahyi’s eigen woorden:
‘To study creativity by focusing on the individual alone is like trying to understand how an apple tree produces fruit by looking only at the tree and ignoring the sun and the soil that support its life…In other words, if one wants to understand creativity, it does not make any more sense to turn to a study of the individual than it would to a study of the field or of the domain. Real understanding may, however, come from investigating the interaction among all three’
Ik heb het model in het Nederlands vertaald:
Bovenstaand model ligt ten grondslag aan de vragen die ik Piet en Theo stelde. De keuze voor deze vorm is geïnspireerd door ‘Jeff Koons. Conversations with Norman Rosenthal’. Ik was nieuwsgierig naar het leven en werk van Jeff Koons en toen ik het boek las merkte ik dat als ik een vraag had gelezen van Rosenthal ik, met de beperkte Koons kennis die ik had, probeerde een antwoord te bedenken voordat ik het antwoord las. Het voelde bijna als een quiz. ‘Nothing lights up the brain like play’ zegt Stewart Brown in zijn geweldige TED talk. Het vraagteken aan het eind van een vraag zet de schakelaar van de nieuwsgierigheid van de lezer aan en daagt de hersenen uit op zoek te gaan naar een antwoord. Of zoals Brown zegt ‘licht de hersenen op’. Tijdens mijn ontwerponderzoek heb ik hier veel mee geoefend door bijna 100 interviews met Piet Mondriaan te schrijven en deze te delen op dit blog.
In de gesprekken met Piet en Theo maak ik voor de vragen over de persoon gebruik van de definitie van Kennis van Weggeman (2000) Hij definieert het begrip Kennis met de formule: K = f(I * E V A). Kennis als het totaal van Informatie maal Ervaring, Vaardigheden en Attitude. Informatie wordt dus pas kennis op het moment dat het bewerkt is met ervaring, vaardigheid en houding.
Kennis = (Wat weet je) x (Wat kan je) x (Wat heb je gedaan) x (Wat wil je)
Kennis als het persoonlijk vermogen om een bepaalde taak te verrichten.
Deze kennis wordt beïnvloed en krijgt betekenis in interactie met de elementen gebied en veld uit het model van Csikszentmilahyi.
De gesprekken met Piet en Theo nalezend vraag ik me af wat ik zou doen als manager van Theo en Piet?
Als ik een hernieuwde samenwerking succesvol wil laten zijn, zal ik beide heren het vertrouwen moeten geven dat een van de uitgangspunten van De Stijl, gelijkwaardige samenwerking, wel degelijk kan werken. Echter dan zullen beide heren hun Ego thuis moeten laten. En ik denk dat te kunnen realiseren door ze een uitdaging te bieden waar ze allebei nog steeds in geloven en die beide heren zal aanspreken; het bouwen aan een moderne, nieuwe toekomst.
De architectuur juist te gebruiken om beide heren nader tot elkaar te laten komen. Niet door er over te praten of over te schrijven met elkaar maar door er samen een te bouwen.
Zowel Theo als Piet hebben hun Kennis geruime tijd ingezet in het domein van de architectuur. Piet met de inrichting van zijn ateliers waarbij hij constant speelde met zijn neo-plastische elementen. Zijn atelier was geen dag hetzelfde. Piet besteedde uren aan het veranderen en ‘voelen’ van de omgeving……in zijn eentje. Ook Theo zette zijn Kennis in om vorm te geven aan het leven in een ‘nieuwe’ ruimte. Hij ontwerpt uiteindelijk zijn eigen woning.
Echter om vorm te geven aan een nieuwe samenleving moeten Piet en Piet naar buiten en hun ego’s thuis laten. Ze moeten hun Kennis inzetten om mens gericht te ontwerpen. Niet voor zichzelf maar voor de toekomst; de jeugd. En waar vind je de jeugd? Op school!
Echter ik geloof niet dat als ik ze deze opdracht zou geven ze er met zijn tweeën uit zouden komen. Daarom schakel ik een autoriteit in uit het domein van het onderwijs. Tijdens mijn ontwerponderzoek stuitte ik in Emiel Heijnen’s ‘Remix je curriculum! Een ontwerpmodel voor kunsteducatie.’ op een quote van John Dewey (1897);
“I believe that the school must represent life – life as real and vital to the child as that which he carries on in the home, or on the playground.”
En Dewey is in 1924 vijfenzestig jaar. Zo’n vijftien jaar ouder dan Piet en bijna vijfentwintig jaar ouder dan Theo. Dewey was er van overtuigd dat de school een samenleving in het klein was, waar kinderen werden klaargestoomd tot volwaardige burgers van de samenleving. Dewey betoogde dat onderwijsdoelen gebaseerd moeten zijn op: de leerling, gespecialiseerde kennis en de samenleving.
Daarmee acht ik Dewey een goede (inhoudelijke) inspirator voor de workshop met een zelfde ambitie als beide heren.
Nieuwsgierig naar de invulling van de workshop?
Ik ook.
Een tipje van sluier vind je hier.
Tot morgen.
Geef een reactie