Dit is de zesde post over mijn 6 daagse bezoek aan de Dutch Design Week.
Na een uitstapje naar sectie C op de vouwfiets en mijn ontmoeting met Job van den Berg, ben ik weer terug bij het eindexamenwerk van de Design Academy.
In mijn poging mijn zes dagen zo efficient mogelijk in te vullen stuit ik elk jaar op verrassingen die mijn hele schema in de war gooien. Zoals mijn ontmoeting met Job van den Berg die mijn bijna 50 jaar oude Batmobiel gaat laten crashen. De route in het gebouw waar de eindexamenwerken zijn opgesteld is ook een poging tot efficiëntie. Dat moet ook wel. De hoeveelheid bezoekers is de afgelopen jaren flink gestegen. Met enige weemoed denk ik terug aan de expo’s in de Witte Dame waar ik op zaterdag direct doorliep naar het eind van de expo, daar het jaarboek kocht en vervolgens heel de dag zittend in het restaurant het jaarboek las zodat ik de dagen erna de werken en ontwerpers die ik interessant vond, ‘live’ kon ontmoeten. Heel efficient.
Dat er waarde zit in inefficiëntie, laat Juno Brown zien in zijn volledig operationele mini lucifer fabriek van 1,5 x 3 meter waar hij de enige medewerker is. Hiermee brengt hij een bezoek aan de eens bloeiende/gloeiende lucifer industrie in Eindhoven. Ik heb altijd gedacht dat Eindhoven lichtstad was door de gloeilampen. Niet dus. Brown’s Factory of Inefficiency tart speels met de huidige focus op groei en efficiëntie, vragen oproepend omtrent werk en leven. Het beschouwt andere waarden zoals werkplezier, waardering van het imperfecte en de verrassing van het onverwachte. De verplaatsbare mini fabriek biedt een ander perpectief op evenementen als de Dutch Design Week waar technologie en innovatie op een voetstuk in de spotlights staan.



Ik moet denken aan het verhaal dat Henry Ford een medewerker aan de lopende band had ontslagen omdat hij stond te glimlachen. Werk en plezier is een giftige combinatie volgens Ford en zouden de efficiëntie van de lopende band, waar de model T Ford vanaf rolde, ernstig in gevaar brengen. Tegenwoordig zijn veel mensen in autofabrieken vervangen door robots, en die lachen niet.

De vraag naar perfecte materialen is waar Raphael Breuskin nieuwsgierig naar is. Met zijn Abundance Rejected verkent hij de verschillende waarde perspectieven van de houtindustrie en de consument. De afgelopen paar jaar heeft, als gevolg van een warmer en droger klimaat, de schorskever flink huis gehouden in de Belgische sparren bossen waardoor miljoenen sparren zijn dood gegaan. De houtindustrie heeft de dode sparren gedegradeerd. Met name omdat een schimmel de dode spar blauw kleurt. En alhoewel het hout zwakker lijkt, zijn de fysieke eigenschappen nog precies hetzelfde. Ze passen echter niet in het perfecte plaatje van de houtindustrie. Maar wat vindt de consument van deze gedegradeerde spar? Om dat te onderzoeken ontwierp Breuskin een aantal meubels die de mensen uitnodigt om de meubels aan te raken, erop te zitten en te verkennen en zo de vraag naar perfectie te bevragen.
Morele boodschappen – boodschappen die je betere ik naar boven moeten halen -vinden we in voorwerpen die ons in eerste instantie schijnbaar weinig te ‘zeggen’ hebben. Zoals de meubels van Breuskin. Of dit koffiekopje:

Ik kocht het bij Wonki Ware in George, Zuid Afrika. Alain de Botton zegt hier over:
Het is niet alleen een koffiekopje, maar ook een prachtig eerbetoon aan bescheidenheid. Deze eigenschap wordt benadrukt door de kleine schoonheidsfoutjes die men bewust heeft laten zitten, de deukjes, de niet perfecte vorm en de zwarte stipjes als gevolg van vuiltjes die in de oven terecht zijn gekomen. Het koffiekopje is bescheiden omdat hij zich van al die onvolkomenheden niets lijkt aan te trekken. De foutjes laten alleen maar zien dat het kopje niets om status geeft. Hij is wijs genoeg om niet te vragen hem als een bijzonder object te beschouwen. Hij is niet nederig maar gewoon tevreden met wat hij is. Voor iemand die arrogant is of zich druk maakt over zijn status en er alles aan doet om bij sociale gelegenheden op te vallen, kan de aanblik van zo’n koffiekopje zeer ontroerend en bemoedigend zijn. Wie zo duidelijk geconfronteerd wordt met het ideaal van bescheidenheid, beseft waarschijnlijk dat hij die zelf ontbreekt. Toch ligt die voor het grijpen, in het kopje. Wanneer een in wezen goed persoon, wiens arrogantie slechts een pose is om een kwetsbaar deel van zichzelf te beschermen, bij het zien van het kopje een verlangen zou voelen om zijn leven te veranderen onder bescherming van de waarden die versleuteld zijn in een stuk keramiek, zou dat begrijpelijk zijn.
Bovenstaande tekst komt uit Kunst als therapie van Alain de Botton en John Armstrong. Het boek leert me om het doel van kunst te ontdekken. Mezelf af te vragen welke dingen onze geest en emotie nodig hebben om beter te functioneren. Bij welke psychologische beperking kan kunst van pas komen. Kunst ter compensatie van datgene wat in je leven ontbreekt. En wat we mooi of lelijk vinden hangt af van welk deel van onze emotionele kant onderbelicht is en dus gestimuleerd of benadrukt moet worden.
Met behulp van kunst kun je je leven in balans brengen.
Mijn Wonki Ware kopje is mijn dagelijkse training bescheidenheid die ik heel graag zittend op een meubel van Breuskin zou willen nuttigen. In het flikkerende licht van een kaars die ik aangestoken heb met een handgemaakte lucifer van Juno Brown. Perfect.