Lezers van de post van gisteren scrollen door ‘Tot hier.”
In 2004 kocht ik tegen alle gezinsregels in een Volkswagen T2 uit 1979. Verliefdheid wordt wel eens omschreven als een tijdelijke staat van waanzinnigheid. Ik was waanzinnig verliefd. Op een babyblauwe T2 met wit dak van het bejaardentehuis in Oudtshoorn. Deze stond op de bewuste zaterdag te koop onder een afdak bij Toyota Motors. Had ik er door de weeks getankt, had ie rond gereden met oude van dagen. Maar niet in het weekend. Toen stond ie te koop en ik kocht hem. Hem ja. Een twee liter T2 is mannelijk. Een T1 kan doorgaan als vrouwelijk en een T3 is duidelijk onzijdig. Om van de latere T4 maar te zwijgen. Die overweegt een geslachtsverandering.
Mijn vader en zijn vrouw verhuisden in 2001 naar Zuid Afrika en na ons eerste bezoek in 2003 keerden we in 2004 terug om er een half jaar te blijven. In Calitzdorp 48 kilometer van Oudtshoorn dat je misschien kent van de struisvogel(veren). Menig cancan danseres uit Parijs in het begin van de 20steeeuw zwaaide en zwierde er vrolijk mee op los. Ik vraag me af of het enige indruk gemaakt zou hebben op de mannelijke struisvogels uit de Kleine Karoo.
In ieder geval minder dan de bus op mij maakte. In het halfjaar reden we zo’n 14.000 kilometer in de bus, met als hoogtepunt een ontmoeting met een grote mannetjes olifant in Addo Elephant Park vlakbij Port Elizabeth, een kleine 800 kilometer ten oosten van Kaapstad. Het mannetje stond midden op de weg en liep recht op de bus af. Ik stopte de moter en we draaiden onze ramen open. De olifant liep geruisloos op nog geen meter afstand langs de bus, ons vieren met open mond en hart in de keel achterlatend. “You can leave Africa but Africa never leaves you.” Dus kwamen we een paar jaar later terug om de bus naar Nederland te halen. Aan het eind van de vakantie reden we richting de container in Kaapstad maar op 100 kilometer van Kaapstad besloot de bus dat “he didn’t want to leave Africa” en liep in elkaar. Hij belandde vervolgens bij een garage in Calitzdorp waarvan de eigenaar kort daarop overleed. De garage werd verkocht en de bus werd achter een hek in de tuin van de lokale antiquair gezet om vervolgens door een VW specialist naar Oudtshoorn gesleept te worden. Waarbij de laatste woorden van VW specialist Piet waren: “Cor, jij moe nie wurrie nie. Die Combi sal reg kom.” Piet zou de moter reviseren. Het was augustus 2015. Hij zou in januari 2016 klaar zijn. Dat werd maart 2016, september 2016, november 2016. Cor ging toch een beetje wurrien en na een verhelderend gesprek met de zoon van VW specialist Piet, ook een VW specialist, werd duidelijk dat ik alle reden had om te wurrien. Nu weet ik beter. In Nederland hebben we de klok maar in Zuid Afrika hebben ze de tijd. Pet had alle tijd van de wereld maar zou de bus nooit afmaken volgens zijn zoon die het zelf ook niet zag zitten. Ik voelde me een beetje een slechte kleinzoon die zijn opa beroerd achterliet op een plek waar je zelf nog niet eens dood gevonden wilde worden. Ik kreeg wel een tip; Arno van Wijck uit Villiersdorp, zo’n 400 kilometer van Oudtshoorn. Na het online lezen van enkele goede recensies besloot ik de bus naar Villiersdorp te laten brengen waar Arno hem binnen drie weken reviseerde, inclusief fotoverslag via Whatsapp. Het is inmiddels februari 2017 en ik was ZAR 51.000 armer. Van mijn resterende spaargeld kocht ik 4 tickets naar Zuid Afrika om nog een keer met zijn vieren in bus naar Addo te gaan. En het leek me slim om zelf al eerder te gaan om de bus eerst goed te testen en in te rijden.
Het is 7 juli en ik land in Kaapstad. Zo’n 100 kilometer van Villiersdorp. Op 18 kilometer van Villiersdorp bekruipt mij een zenuwachtig gevoel in mijn buik. Duizenden randen en kilometers dichterbij mijn droom. Met zijn vieren in de bus naar Addo.
Villiersdorp is zo’n typisch Zuid Afrikaans stadje waar je dwars doorheen rijdt. Met een kerk, een Spar en een drankwinkel. Liesbeth, Frans (mijn pa) en ik reden er zaterdagochtend doorheen en ik vroeg bij de benzinepomp waar Andreno (de naam van het bedrijf van Arno van Wijck) zich bevond. Terug, de grote stopkruising naar links en dan zie je het vanzelf. Eenmaal links herkende ik het in de verte van het filmpje dat Arno me gestuurd had. Het filmpje van mijn gereviseerde bus. Het bewijs dat hij weer reed.
Het filmpje werd mijn antwoord op de vraag “Cor wat ga je van de zomer doen?” Reacties varieerden van “Cool!” (inderdaad 2 liter luchtgekoeld), “Gaaf!” (zeker weten. op wat oppervlakkige roestplekjes ziet hij er voor een 38 jarige heel gaaf uit), “Leuk!” (ja lachen he. Toen Noah en ik Worchester op Churchstreet reden werden we redelijk asociaal ingehaald door een oude, verlaagde, vierdeurs Toyota waarvan het geluid, inclusief Eminem, ruimschoots het motorgeluid van mijn VW T2 overschreed. De Toyota was voorzien van een zwart/grijze special paint van doodskoppen en naakte vrouwen en dit depressieve stukje huisvlijt liep door op de gespierde rechterarm waarvan de vingers nauwelijks zichtbaar waren door een terugkerend thema van doodskoppen en kruizen. Ik kwam met de bus rechts van hem tot stilstand waarop de gevaarlijk uitziende met zelfs in zijn nek doorlopende tatoos en donkere zonnebril zijn hoofd eerst naar rechts en toen omhoog richtte. Daarvoor moest hij best een redelijk inspanning verrichten door het hoogteverschil tussen zijn verlaagde, asfaltzuigende Toyota en de in hogere sferen bevindende hemelsblauwe VW bus. Zijn blik eindigde bij mijn opgestoken duimpje die naadloos overliep in mijn glimlach van oor tot oor. Zelden heb ik zo’n gezichtstransformatie gezien. Van gangsterrapper waar zelfs Toni Soprano moeite mee gehad zou hebben naar Petje Pietamientje uit de Calvé commercial. Stom he. Hij vond de bus gewoon leuk)
Enfin. Ik was aanbeland bij Andreno. Het was zaterdag en ik wist dat Arno dan niet werkt. Toch hoopte ik een glimp op te vangen van de bus. Helaas. Geen bus. Wel een echt Volkswagen kantoor.
Ook achter het hek kon ik tussen de vele kevers en combi’s mijn bus niet ontdekken. We reden met de niet verlaagde en smetteloos witte (met teveel chroom volgens Liesbeth) nieuwe Nissan Almera naar Montagu. Zo’n 110 kilometer verderop. Zonder de bus verliet ik Villiersdorp wat voelde als het voor je verjaardag samen met je suikertante kopen van een kado dat je nooit van je ouders zou krijgen maar dat je suikertante nog mee naar huis neemt omdat je pas over een paar dagen ECHT jarig bent. Ik probeerde elke keer mijn hoge verwachtingen aangejaagd door sweet memmories en een melancholisch familiegevoel te temperen wat hopeloos mislukte. Ondanks dat ik nu zelf in het land was waar de bus stond had ik hem nog steeds niet gezien. Hij nam inmiddels mythische afmetingen aan in mijn nog half in ‘heel druk in Nederland-stand’ hoofd. Nog drie nachtjes slapen.
Het is dinsdagmiddag. In de verte zie ik de bus al staan. Dat klinkt als “zie ginds komt de stoomboot ik zie hem al staan” of misschien voelde het zo. Daar stond mijn kado. Een 1250 kilo wegend vakantiegevoel rijkelijk uitgerust met melancholische en memorable emoties. Het raampje stond open en zelfs de sleutel zat erin. Dat kan blijkbaar in Villiersdorp. De bos bloemen op de motorkap ontbrak. Waarschijnlijk omdat de bus geen motorkap heeft. Eenmaal binnen belandde ik in een combinatie van een VW museum, werkplaats en opslag. Arno vertelde de verhalen bij de unieke modellen die hij had staan. Variërend van de allereerste door Pon ontworpen bus tot een in zuurstok geel gespoten beach buggy. En onderdelen. Veel onderdelen. Ik kon de het aantal gereviseerde moterblokken niet op twee handen en twee voeten tellen. 40 % meer vermogen en geschikt voor ongelood, vertelde Arno. Hij had het over mijn gereviseerde luchtgekoelde 2 liter moter. “Cool” dacht ik. Dat ging hopelijk voorkomen dat we straks kruipend als een kever de bergen moesten beklimmen. We liepen naar de bus en onderweg meldde Arno nog de uitzonderlijk goede staat van de bus. Het klimaat van de Kleine Karoo is zacht geweest voor de T2. Alleen een in een zuurstof tent bevindende variant in Nederland zou er zou uitzien. “Should he stay or should he go?” Naar Nederland dacht ik dan. Eerst maar eens rijden. Arno starte de bus door er maar naar te kijken en vertelde dat ik eerst moest tanken. (hij was waarschijnlijk vergeten dat hij ZAR 500 op de rekening had gezet voor benzine. Ik in ieder geval wel). Ik ging achter het stuur zitten en vroeg aan mijn pa alle lichten te controleren. Helaas deden de knipperlichten het niet waarop Arno even wat magie toepaste onder het dashboard en hij het weer deed. Mijn bezoek aan zijn museum, werkplaats, magazijn aangevuld met deze magische interventie deden hem nog verder stijgen op de lijst van VW specialisten die weet wat ie doet. Nee laat ik het anders zeggen. Die niet eens meer na HOEFT te denken maar automatisch uit zijn jarenlange repertoire VW mankementen putte. Mijn pa en ik reden vervolgens naar de pomp voor een volle tank loodvrije benzine. Dat was voor het eerst in het leven van de bus. Gulzig nam de bus de fossiele brandstof tot zich daarbij ondersteund door een fanatieke, goed geïnstrueerde pompbediende die de bus zo vol gooide dat de vulmond bol stond van de benzine. Mijn pa en ik haalde ‘padkos’ bij de Spar aangevuld met een cappuccino to go uit een automaat waar Lavazza op stond.
Met je pa in een bus in Villiersdorp. We keken elkaar aan en staken onze wijsvingers op. Noltwee in een T2.
Alles sal reg kom.
“Tot hier.”
Een Volkswagen T2 uit 1979 is niet de ideale plek om diepgaande gesprekken te voeren. Niet omdat je zo hoog zit maar omdat het geluidsniveau dusdanig hoog is, wat nog eens wordt versterkt door het ontbreken van ‘vloer’bedekking. Rijden in een T2 in Zuid Afrika is met name een kijk en luisterervaring. Eigenlijk gewoon hard werken. rationeel kan ik niet verklaren waarom ik het rijden in zo’n oude auto op de vele stofwegen nu zo leuk vind. De schoonheid van de ervaring zit hem misschien wel helemaal aan de buitenkant. De klassieke opmerking van mijn moeder “schoonheid komt van binnenuit” gaat zeker niet op voor de T2. Vanaf de voorstoel naar achteren kijkend heeft ie zelfs iets weg van een sarcofaag. Maar laat ik niet op de feiten vooruit lopen.
De conversatie bleef dus beperkt. De kwaliteit van de koffie, de padkos en het vergrote vermogen van de T2 bleven echter niet onbesproken. Elke heuvel waar de vorige moter toch zeker moeite mee gehad zou hebben werden nu genomen als Lance Armstrong in zijn betere doop dagen. De T2 had een harttransplantatie gehad en had er duidelijk weer zin in. Het viel zelfs mijn vader op. En als er iemand is die dit rationeel kan beoordelen dan is hij het wel. Wat ik teveel heb aan liefde voor alles wat wielen heeft, heeft hij te weinig. Gewoon niet. Daarentegen heeft hij weer een levenslange passie voor alles wat probeert te overleven in gebieden met weinig water, voeding en veel zon; vetplanten en cactussen. Ook deze rit werd onderbroken door een korte zoektocht in de heuvels van de Kleine Karoo. Binnen een paar minuten verdween mijn pa om even later op zijn knieën te gaan voor een plantje die ik op 20 centimeter niet eens zou herkennen als plant en mijn pa eenvoudig de Latijnse naam oplepelt. Als ik dan toch een overeenkomst moet bedenken voor onze interesses is het dat we allebei van overlevers houden.
Eenmaal goed aangekomen in Montagu begon ik met een grondige inspectie van de T2 en stelde een revalidatie programma op. Daarbij zou ik de hulp nodig hebben van een aantal specialisten. Mijn technische kennis beperkt zich tot het weten waar de tankdop zit en dat handig is omdat je Zuid Afrika niet zelf tankt. Olie peilen kan ik ook. Dat schijnt belangrijk te zijn met een oude T2. Voorwaarde voor de 10.000 kilometer garantie was dat de olie en oliefilter na te zijn ingereden vervangen zouden worden. In de lokale automaterialenzaak kocht ik een oliefilter en vroeg waar ik mijn richtingaanwijzers zou kunnen laten maken. De magie van Arno was toch van korte duur geweest en de knipperlichten bleven nu permanent branden als ik ze richting gaf. En dat is heel onhandig in een land waar ze stopkruispunten hebben zonder stoplichten. Een goedkope en efficiënte manier om verkeer op kruispunten te regelen. Er is een regel; degene die het eerste stil staat mag rijden. Werkt perfect. Maar dan is het wel handig dat men weet waar je naar toe gaat. Ik kan me nog een aantal situaties voorstellen dat het handig is dat ze het wel doen. Jij ook hoor ik je denken. Enfin. Via een lokaal netwerk van specialisten werden richtingaanwijzers, banden en remmen gemaakt en olie en oliefilter vervangen. De revalidatie kon nu echt beginnen en ik kon aan de slag met de cosmetica. Ooit vertelde een autovriend van me “een auto kan maar 1 keer origineel zijn” dus koester ik elk deukje en roestplekje. Geen botox of facelift voor de T2. Zoals ik mijn grijze haren heb verdiend voegen deukjes en oneffenheden juist karakter toe aan de T2.
Na een week van T2 amateur gynaecoloog en make up artist gespeeld te hebben en het aanbrengen van een stukje tapijt in het gat van het koppelingspedaal tegen het schrapende ijzer op ijzer geluid bij elke koppeling, was ik klaar voor de eerste echte testrit van Montagu naar Stellenbosch waar ik 18 juli een college gaf. Onderweg stopte ik in Worchester om in een grote mall een nieuwe pointer te kopen die helaas bij een workshop bij het Rode Kruis overleden was. Gelukkig hadden ze exact dezelfde Logitech waar ik zeer tevreden mee was en het prima deed zolang je hem niet laat vallen. Met mijn Keynote op mijn Powerbook Pro, mijn Logitech pointer en Apple VGA verlengstukje was ik er helemaal klaar voor. De bus ook. Daar stond ie. Gereviseerd en gerevalideerd te genieten in de Zuid Afrikaanse winterzon. Over een uurtje zijn we in Stellenbosch.
Wordt vervolgd
One Response to “Maar een keer origineel”