Dag Piet.
Dag Cor. Wat heb je daar bij je?
De eerste 7 pagina’s van mijn afstudeerverhaal. Zal ik het aan je voorlezen?
Graag.
Kijk een Kandinsky! Een meesterlijke reis door de geschiedenis van de moderne kunst.
“Maar dan zou je eens moeten kijken naar het werk van Bart van der Leck.” Zei Evert Hogendoorn, docent Nieuwe Geletterdheid van de master kunsteducatie waar ik inmiddels tweedejaars student was. “Bart van der Leck?” vroeg ik met dubbel vraagteken op mijn voorhoofd. Evert keek me aan met een mix van verbazing en ongeloof. Gelukkig maar heel kort om te vervolgen met het laten zien van het werk van Van der Leck. Bij de aanblik van het werk van Van der Leck riep ik enthousiast dat het perfect was. Ik kon weer verder en zocht direct op waar ik het werk van Van der Leck kon bekijken. Veel van zijn werk hangt in het Kröller Müller Museum in Otterlo, dus besloot ik de dag erna naar het Kröller Müller Museum te gaan. De reden dat Evert me het werk van Van der Leck liet zien was dat ik in zijn college mijn verkenning had gedeeld met betrekking tot het spel dat ik voor het vak Nieuwe Geletterdheid moest maken. Ik wilde iets maken voor kinderen met nieuwe technologie en kunst en was geïnspireerd door het hilarische werk van Ursus Wehrli. Ursus Wehrli noemt zichzelf ‘Opruimkunstenaar’ en op een van mijn ‘wandelingen’ op TED.com was ik op zijn TED-talk beland. Staand op het TED podium laat Wehrli de ene kunstklassieker na de andere zien om het vervolgens netjes op te ruimen. Zo laat hij het werk van Magritte zien op de ene ezel en pakt vervolgens zijn opgeruimde versie en plaatst die op de andere ezel. Zo toont hij een aantal krakers uit de kunstgeschiedenis en ruimt de werken op. Hoogtepunt was het werk van een pointillist. Hij zette het werk op de ezel en plaatste vervolgens een aantal zakken met duizenden per kleur gerangschikt stipjes op de andere ezel. Opgeruimd staat netjes. Het was deze inspiratie die Evert bracht bij Van der Leck. Een hele bruikbare tip. E.e.a. aangevuld met het boek van Ursus Wehrli dat meegebracht was door medestudente Floor Vlasblom. Met van der Leck in mijn hoofd en Wehrli in mijn handen sprak ik die vrijdagavond af met mijn vrienden Julian en Mees Doornhein in Dordrecht, de plaats waar ook ik woon en vandaan kom. Julian en Mees zijn de, toen 7 en 11 jarige, zonen van mijn goede vriend Daniel Doornhein. Julian en Mees logeren om de paar maanden bij mij. Een weekend vol games, cola, friet met frikandel specieaal en spelen in ‘mijn’ gymzaal. Ik woon namelijk antikraak in een school en je kunt je voorstellen hoe dat is voor de broers. Bewapend met de laatste snufjes op het gebied van radiografisch bestuurbare voertuigen en drones sta ik elke keer weer verbaasd over hoe snel, klein en goedkoop nieuwe technologie is geworden. De weekenden zijn uitstekend veldwerk voor als je geïnteresseerd bent in wat jongetjes van die leeftijd zoal bezighoudt. Vooral op Julian heb ik een onvergetelijke indruk gemaakt door het tonen van mijn CamCar, een radiografisch bestuurbare schaal 1:10 elektrische auto uitgerust met een mini kleuren videocamera waarvan je als bestuurder met een zgn. Head Mounted Display het live beeld vanuit het modelautootje hebt. Het prototype bouwde ik in 1997 voor een evenement van de ANWB. Enfin. Die vrijdagavond na het college van Evert zat ik samen met de familie Doornhein aan tafel en vroeg Julian of hij mee wilde werken aan een playtest. De woorden ‘Play’ en ‘Test’ hebben een magische uitwerking op jongetjes van 7 die je zien als gekke professor met coole technologie. Enigszins teleurgesteld reageerde Julian met “Oh een boek” toen ik het geleende boek van Wehrli tevoorschijn haalde. Ik besloot Julian, net als Wehrli in de TED-talk, eerst het werk van de kunstenaars te laten zien en te vragen of hij het even wilde opruimen, waarop hij vroeg “Wat bedoel je daarmee Cor?” Ik sloeg de pagina om en liet hem zien wat ik bedoelde waarop Julian met zijn typische ‘Ik moet heel hard lachen maar ik houd me in.” grijns antwoordde. Na 3 voorbeelden klapte ik het boek dicht en liet het nonchalant op tafel liggen om een bezoek aan het toilet te brengen. Toen ik terugkwam was Julian met de resten van zijn eten aan de slag gegaan en had de left-overs prachtig geordend op zijn bord geplaatst om vervolgens systematisch, ingrediënt na ingrediënt zijn bord leeg te eten. Ik had hem blijkbaar geïnspireerd iets te doen. Maar hoe maakte ik de vertaling naar een game met kunst.? Het leek me een goed idee om de broers mee te nemen naar Kröller Müller en ze geïnspireerd door Wehrli te laten kijken naar het werk van Van der Leck. Dus spraken we af het volgende weekend om op zaterdag naar Kröller Müller te gaan en ‘s-avonds de gymzaal onveilig te maken en ons vet-en suiker gehalte weer flink op te schroeven. Helaas belde vader Daniel de avond ervoor op om te melden dat beide broers ziek waren geworden. Of was het de angst voor kunst in een museum in het bos in het oosten van het land. Ik heb het ze niet gevraagd. Resultaat was wel dat ik die zaterdagmiddag in mijn eentje in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam belandde op zoek naar een Van der Leck omdat ik geen zin had om helemaal naar Otterlo te rijden, in mijn eentje. Die zaterdagmiddag heb ik waarschijnlijk het nationaal record museumbezoeken gevestigd. Uit onderzoek blijkt dat men gemiddeld 9 seconden naar een kunstwerk kijkt. Dat gemiddelde haalde ik bij lange na niet. 0,9 seconden was al meer dan genoeg om het abstracte werk van Van der Leck met de primaire kleuren te herkennen. Snelwandelend door het prachtige museum liep ik in een van de laatste zalen tegen een werk van Piet Mondriaan op. Eindelijk een werk dat ik herkende. Strakke lijnvoering en primaire kleuren. Maar hoe ging ik dat omzetten naar een spel? In het zaaltje hingen verder nog een Kandinsky en een Leger. Dat weet ik nu maar een jaar geleden had ik werkelijk nog nooit van deze kunstenaars gehoord. Mondriaan natuurlijk wel. Wie kent nu niet de strakke werken van Piet Mondriaan? Maar van wie was het werk dat ernaast hing? Misschien wel een Van der Leck uit zijn tijd dat hij nog niet helemaal primair durfde te gaan en nog geen driehoekjes gebruikte? Ik keek op het kleine tekstbordje naast het werk waarop stond: Compositie met kleurvlakjes 1917. Piet Mondriaan. Piet Mondriaan? Ik deed een stap achteruit en bekeek de twee Mondriaans. Links de ‘nieuwe’ en rechts de ‘bekende’. Ik deed een stap naar voren om te kijken uit welk jaar het rechter werk was. Het was uit 1922. De werken zo naast elkaar ziend, vroeg ik mij af ik hoe Mondriaan tot die stap gekomen was. Welke werken bevonden zich tussen deze werken? Waar woonde hij? Met wie ging hij om? Waarom was zijn werk zo strak geworden? Tevens vroeg ik me af waarom het museum de werken niet omgedraaid had. Daar stond ik dan met lege Van der Leck handen maar vol met Mondriaan vragen. Ik moest denken aan de payoff van een oude X-box gameconsole campagne “Question Everything”. Uitgedaagd om een game te maken, staand voor twee werken van Mondriaan, vol met vragen leken mij een uitstekende basis voor de ontwikkeling van een spel voor kinderen. Ik voelde me op dat moment een kleuter aan het begin van een ontdekkingsreis op mijn driewieler op een zesbaans snelweg. Waar ging ik heen ging? Ik had geen idee. Maar de energie stroomde door mijn lichaam. De automatisch versnelling van mijn driewieler stond in D van Drive en met mijn rechterhand draaide ik het mentale gas vol open. Ik was beland in de wereld van games en Piet Mondriaan en was vrijwillig begonnen aan mijn ontdekkingsreis vol overbodige obstakels in de wereld van Moderne kunst. Een voor mijn totaal onbekende en onbegrijpelijke wereld. Een schilderij met 30 rechthoekjes in drie zachte primaire kleuren?! Dat kan mijn kleine zusje ook. Dat was ook het de titel van het boek van Will Gompertz dat ik even later samen met De kleine kunstkijker en een ansichtkaart van het werk van Piet Mondriaan uit 1917 kocht in de boekenwinkel van Boijmans van Beuningen. In de trein terug staarde ik naar de ansichtkaart en ruimde het werk, in de geest van Wehrli, netjes op. In gedachte had ik links drie stapeltjes gemaakt met daarop de drie kleuren rechthoekjes. Tien rechthoekjes op 3 gekleurde stapeltje. Zo! Dat was opgeruimd. Wehrli zou hiermee klaar zijn maar mijn gedachten gingen als vanzelf aan de slag om alle vierkantjes weer een plek te geven. Dat was het moment dat ik de kaart op het tafeltje in de treincoupe legde, mijn telefoon pakte en mijn goede vriend en gamedesigner Gerrit Dijkstra belde. De afgelopen vijftien jaar maakte ik samen met Gerrit, cum laude op HKU afgestudeerde game en interaction designer, vele games. Gerrit heeft altijd maar een half woord nodig en maakt mijn ideeën beter. Het is werkelijk fantastisch samenwerken met Gerrit. Het voelt zoals samen met de waterbak spelen op de kleuterschool. We proberen het water te laten stromen. We zijn in Flow zoals Mihaly Csikszentmihaly beschrijft in zijn boek Flow; onze kennis (wat we weten, gedaan hebben, kunnen en willen) is in balans met een gezamenlijke uitdaging. Elkaar constant uitdagend en zo samen een beter games design duo wordend. Op het moment van schrijven voel ik een diepe dankbaarheid dat ik Gerrit ken en in praktijk mag ervaren waar Csikszentmihaly al tientallen jaren onderzoek naar doet. Bij deze nogmaals bedankt Gerrit. (Ik doe niet aan bedankjes in voorwoorden). Eenmaal thuis zocht ik het werk van Mondriaan op en stuurde het plaatje naar Gerrit. Ik zat vervolgens dagen als een kind de dagen voor pakjesavond naar mijn inbox te kijken of Gerrit al iets gestuurd had. Een paar dagen later stuurde hij me kort bericht, zoals altijd. “Kijk hier even.” Ik klikte op de link in de mail en kwam op een webpagina terecht. Op een blanco canvas stonden links in beeld drie stapeltje met de losgeknipte rechthoekjes van het werk van Piet Mondriaan uit 1917. Geen uitleg. Niets. En dat vind ik zo prachtig aan de werken van Gerrit. Hij weet het altijd zo te ontwerpen dat het logisch voelt. Dat je weet wat je moet doen, waar je moet beginnen en wat de volgende stap is. Ik bewoog met mijn muis naar een van de drie gekleurde stapeltjes en klikte op een rechthoekje en bewoog deze vervolgens naar het midden van het canvas, liet mijn muis ‘los’ en pakte een ander rechthoekje dat ik naast het eerder geplaatste rechthoekje plaatste. Wat geweldig! Ik was een Mondriaan die opgeruimd was aan het maken. Mijn Mondriaan. Mijn Mondriaan? Dat allitereert lekker. Vanaf dat moment heette mijn ‘spel’ Mijn Mondriaan. Enthousiast belde ik Gerrit en overlaadde hem met liefde en respect. Daar geniet Gerrit altijd onhoorbaar van. Bescheiden als hij is. Om te vervolgen dat er altijd nog wel een paar dingetjes verbeterd kunnen worden. Zoals de achtergrond. Deze was nog wit. In het echte werk is dit echter licht grijs. Dus dat zou hij nog ‘even’ aanpassen. Ik vertelde hem dat dat voor de playtest, die ik een paar dagen later op basisschool Het Landje, zou doen niet nodig was. Zoals zo vaak stuurde Gerrit een dag later de verbeterde versie. Had hij toch ‘even’ gedaan. Ik moet denken aan de woorden van Harry Starren; ‘Kenniswerkers hebben doorgeleerd juist om te kunnen en mogen werken. Ze zijn intrinsiek gemotiveerd, tot ze hun baas ontmoeten. Als je iemand duwt in de richting die hij al gaat, gaat hij dan harder lopen?’ Gerrit is een prachtig voorbeeld van een intrinsiek gemotiveerde ‘eigen baas’. Die hoef ik niet te duwen. Samen duwen we dingen verder. En dat is leuk. Daar worden we allebei, elke keer weer een beetje beter…..en gelukkig van. Had ik Gerrit al bedankt? Een week later stelde ik mezelf voor aan de leerlingen van groep 6 op basisschool Het Landje in Rotterdam. Juf Kim is een vriendin en trouw lezer van mijn blog en wist dus waar ik mee bezig was. Ze had me voorgesteld om, als ik iets met haar groep wilde testen, dat dat altijd kon. De dag van de playtest voor het vak Nieuwe Geletterdheid stond ik voor het eerst in mijn leven vóór de klas op een basisschool. Ik stelde me voor als Cor Noltee, kleinzoon van een Dordtse Meester. Ik liet een paar werken en foto’s van mijn opa, een impressionist, zien en sloot af met een groot zwart vlak met het jaartal 1967 in beeld. Om snel door te klikken naar de volgende slide. Een groot wit vlak met 1967 in beeld en vertelde de leerlingen dat ik twaalf dagen na de dood van mijn opa geboren was en daarom Bernardus Cornelis Albertus Maria heette. (Albertus Maria ‘kreeg’ ik van mijn andere, katholieke opa Albert). Ik vroeg de leerlingen wie er nog meer meer initialen (B.C.A.M.) dan zijn roepnaam (Cor) heeft waarop geen antwoord kwam. Ik vervolgde mijn verhaal met het tonen van een filmpje gemaakt door twee ex-collega’s die ooit een aantal ‘fotofucks’ hadden gemaakt van mijn voornaam. Ik denk dat de naam Cor het meest voorkomt in allerlei andere woorden en merken; Cornetto, Don Corleone, Hardcore, Core Business, Corona, Corvette……De woordgrappen waren gecombineerd met hilarische bewerkingen van een en dezelfde foto van mijn blog die het jonge creatieve team toen op een donderdagavond in elkaar hadden gezet en de prints in mijn kantoor hadden gehangen. Ik vervolgde bloedserieus met het noemen van mijn functie; Directeur Echtheid van het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. En mijn probleem. Ik vertelde ze dat het museum enige tijd geleden een Mondriaan geschonken had gekregen uit het testament van een oudere heer uit Baarn. En vervolgde dat het dan gebruikelijk is dat ik als directeur Echtheid het schilderij op echtheid laat onderzoeken. Dat kost een veel geld en liet de groep raden naar wat het kostte. Ze kwamen niet verder dan € 1.000 om vervolgens door te slaan naar € 10.000.000. Ik vertelde ze dat het € 250.000 had gekost, dat dat veel geld was maar het goede nieuws was dat het een echte Mondriaan was…..totdat de contra-expertise uitwees dat het géén echte was en tot overmaat van ramp het werk was gestolen. Echter over twee maanden zou de ‘nieuwe’ Mondriaan met veel tamtam worden geëxposeerd en omdat niemand het nieuwe werk kende, vroeg ik de leerlingen of ze me wilde helpen om een werk te maken dat van Mondriaan had kunnen zijn. Als voorbeeld liet ze een aantal werken van Mondriaan zien waarin zijn evolutie van realistisch naar abstract duidelijk te zien was om te vervolgen met een aantal werken die waren gemaakt door lezers van mijn blog. Hen had ik een aantal dagen voor de playtest gevraagd of ze met het eerste prototype van het spel Mijn Mondriaan hún Mondriaam wilden maken. Aan de hand van een aantal goede en foute voorbeelden besprak ik waarom het goede en foute voorbeelden waren. Dit als input voor de uitdaging die ik ze ging geven. Ik haalde mijn iPad uit mijn tas en liet ze de webpagina zien met het lege canvas met daarop links de drie stapeltjes gekleurde rechthoekjes en vroeg wie me wilde helpen een ‘echte’ Mondriaan te maken die we dan in het museum zouden kunnen hangen als vervanger van de gestolen Mondriaan. Alle handen gingen in de lucht en er gingen zelfs een paar jongetjes staan. Ik koos uiteindelijke twee jongens en twee meisjes en nam ze mee naar een apart kamertje waarin ik ze vroeg hoe ze het wilde aanpakken. In onderling overleg besloten ze twee aan twee te werken. De jongens samen en de meisjes samen. Achteraf vertelden ze me dat ze ook graag nog alleen een Mondriaan hadden gemaakt. Ze presenteerden hun werken aan elkaar en legden uit waarom ze gedaan wat ze gedaan hadden. Toen ik ze aan het eind van de test mede deelde dat dit allemaal een onderdeel was van mijn onderzoek in de master kunsteducatie waren ze zichtbaar teleurgesteld. Toen ik ze vroeg “Waarom?” kwam eruit dat ze nu “niet in de krant of op TV kwamen”. Beroemd worden is blijkbaar belangrijk als 9 of 10 jaar jong bent. Voor het vak Nieuwe Geletterdheid interviewde ik vervolgens mezelf volgens JamToday spel en nam het interview op op video. Ik speelde daarbij de rol van Evert Hogendoorn (rechts in beeld zittend met zwart overhemd) én mezelf (links zittend met blauw trainingsjack). De 20 vragen van JamToday zijn gebaseerd op het Gamecanvas ontwikkeld door HKU en door het beantwoorden van de vragen doorloop je als het ware het Gamecanvas . Ik deed dit omdat ik op deze manier antwoord móest geven op kritieke punten in mijn kunsteducatieve spel. Jan Willem Renger, mijn andere docent Nieuwe Geletterdheid en medeontwikkelaar van JamToday opende dan ook met de opmerkingen dat ik in de video eigenlijk alle vragen al had beantwoord en het gras voor zijn en Evert’s voeten had gemaaid. Hij had echter nog wel een duidelijk verbeterpunt. Het verhaal van de ‘verdwijning’ van de Mondriaan behoefde nog zeker aandacht.
Ik kreeg een 7,8 voor mijn ontwerp en maanden later kreeg ik de feedback en onderbouwing van mijn cijfer. Niet echt het toonbeeld van “snelle feedback”; een essentieel onderdeel van goede games zoals ik had geleerd uit het boek van Jane MacGonigal. Het fantastische, verplichte boek voor het vak Nieuwe Geletterdheid dat ik samen medestudente Ango had gelezen en ‘gedoceerd’ aan onze mede master studenten. MacGonigal benoemt naast feedback, duidelijk doel, regels en vrijwillige deelname. Hierbij de feedback van Evert; “Je ziet dat je eigen signatuur het hoogst is beoordeeld. Je werkt in mijn ogen als een kunstenaar. Er gebeurt veel in je hoofd en je laat je door alles inspireren en dat leidt tot hele eigen oplossingen. Consequentie daarvan is dat je soms niet helemaal in de hand hebt hoe dingen tot stand komen. Daar moet je harder voor werken. De lagere cijfers (hoewel een 7 echt niet laag is) hebben dan ook allemaal te maken met het structureren van je proces en verantwoording. De kwaliteit van je producten leidt hier overigens in mijn ogen niet onder. Maar met name in het begin zag je ook dat je lange tijd op een verkeerd spoor zat en dat zelf pas laat doorkreeg (na het college van Willem Jan Renger). Dat is het risico van op deze manier werken en daar zie ik dus ook ruimte voor verbetering: reflectie, structuur, verantwoording in het proces zorgt ervoor dat je vroegtijdig al veel meer kan zeggen over je product, lokaal is dat nog in ontwikkeling.”
Het JamToday 20 vragenspel spelen in het begin van een spelontwerp is een geweldige manier voor deze reflectie , structuur ene verantwoording.Echter dat ik soms dingen niet in de hand heb is een belangrijke karaktereigenschap van mij als onderzoekend (kunst educatief)ontwerper. Het toelaten van onzekerheid en het onbekende is voor mij een manier om nieuwsgierig te blijven en open te staan voor mogelijkheden. En dat vind ik vaak eng. Maar de angst voor het onbekende juist omarmen en werken met het voorhanden materiaal, houdt me wel heel alert in het ontwerpproces. Het is karakteristiek voor mij als ontwerper en maakt het ontwerpproces begrijpelijk minder inzichtelijk voor een buitenstaander. Daarom werk ik ook zo graag met Gerrit. Ik werk graag samen met professionals. Zoals Matthieu Weggeman zo mooi verwoordt; “verbonden in vrijheid”.
Wanneer heb je meer?
Vanavond weer Piet.
Fijn. Tot vanavond.
Dag Piet
Dag Cor. Goed bezig!
Dankjewel Piet.
Dat zegt Piet goed:
goed bezig ……