Ik woon op minder vierkante meter dan ik oud ben. Ja nou en. Inderdaad. Nou en. Toch schoot dat zinnetje in mijn hoofd toen ik net mijn blanco blog pagina opende. En ik heb geleerd dat als mijn oneindig grote en supersnelle onbewuste mij dat soort zinnetje doorgeeft ik ‘gewoon’ moet doorschrijven. Waar komt dat zinnetje vandaan, vraag ik me af. Misschien komt het omdat van de week onze kleinzoon hier bleef slapen. Klein appartement. Klein zoon? Whatever. Doorschrijven.
Mijn tijd met hem is een vrijwillige poging tot het overwinnen van overbodige obstakels, zoals Bernard Suits zo mooi ‘spel’ definieert. Dat woordje vrijwillig moet ik even toelichten want zo voelt het zeker niet altijd. Soms komt hij naar me toe, uit het niets, trekt aan mijn shirt, kijkt me dwingend en uitermate serieus aan en zegt dan “shirt uit, vechte!” Het is geen vraag vandaar het uitroepteken. Hij heeft zijn shirt dan al uit en met zijn bolle buikje en gebalde vuistjes kijkt hij me vervaarlijk aan. Zeg dan maar eens nee. Alternatieven als ‘Boekje lezen?’, ‘Spelen?’ worden vriendelijk maar dwingend afgewezen met een woord; Vechteeeeeee. Zijn oogjes samenknijpend als een hypnotiseur die je in zijn wereld trekt. Binnen een minuut rollen we door de kamer, vliegt hij door de lucht en springt hij zonder enige angst van de bank in mijn armen. Mijn uitdaging zit hem in zo ruig mogelijk te doen zonder dat er gewonden vallen. Hij probeert echt van me te winnen maar ook zonder mij pijn te doen. Soms verliest hij zich wel eens in het gevecht en zet hij als een heuse Mike Tyson zijn tandjes in mijn schouder. Net iets te hard maar niet gemeen. Op mijn “au” reageert hij dan altijd heel lief met een oprecht “solly Nonno” en een kus om vervolgens met zijn volle gewicht op mijn buik te springen….oefffffff.
Al ‘vechtend’ verkennen we het onbekende en onverwachte binnen het vertrouwde. Ik heb inmiddels in de gaten hoe ik het gevecht kan eindigen. Door hem in een greep te houden waar hij geen kant op kant met zijn mollige lijfje. Daarbij geluiden makend alsof het mijn laatste krachtsinspanning is. Op zijn “gewonnen” laat ik hem dan los en begint het ‘gevecht’ opnieuw. Bel voor de tweede ronde. Het ritueel herhaalt zich maar na een paar minuten ben ik degene die geen kan meer op kan. Dat is echt een uitdaging, hem het gevoel te geven dat dat echt zo is. Wat altijd goed werkt is het niet door zijn armpjes vastgepakte deel van mijn lijf heftig heen en weer te bewegen begeleid met een gesmoord en diep laag “ahhhhhhhhhhh” gevolgd door een totale verslapping mijner zijde. Voor hem is dit het signaal voor een licht satanisch glimlachje en een euforisch “gwonne”. Op mijn “wat ben je toch sterk” zie ik hem een beetje groeien en op het vooruitzicht dat we “morgen weer vechten” pak ik onze shirts, kleden we ons aan en rusten even uit. Niet te lang want de Playmobil roept en
altijd ja zeggen ook al heb je geen zin.
Zoals Jim Carey in Yesman.